Rooskleurig in Flanders Fields

Klaproos

Het begin van de heilige wielerweek begint zondag met de wielerwedstrijd Gent-Wevelgem in Flanders Fields. 
De zon gluurt mijn slaapkamer binnen. Een straal duwt de nieuwe dag voor zich uit. Op Facebook zie ik truffelkoninginnen en Eftelingprinsessen, de wereld draait door. 

Een vliegtuig stort neer. Honderdvijftig levens verdwijnen met de knip van mijn vinger. Mijn hoofd heeft het druk met gedachten. Een terreurdaad of een technisch mankement? Een psychisch probleem ontaard in een stukje wereld vol verdriet.
 
De loopgraven van de wereld huilen door de geschut gaten. Door de mist hoor ik de kreten van verdriet, ik ruik het sterven. En in de verte zie ik de rode gloed van velden vol kollebloemen. 

In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.
We are the Dead. Short days ago
We lived, felt dawn, saw sunset glow,
Loved, and were loved, and now we lie
In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe:
To you from failing hands we throw
The torch; be yours to hold it high.
If ye break faith with us who die
We shall not sleep, though poppies grow
In Flanders fields.
(John McCrae: 30 november 1872 – 28 januari 1918)

(Foto: pinterest – ionwkathy)

Ticket voor de dag

Muur

Ik word wakker in een fabriekshal. Een immens grote rechthoekige ruimte zonder tussenwanden. De vloer staat vol met stretchers, netjes gerangschikt als soldaten die in de morgen bijeengeroepen worden om hun aanwezigheid te bewijzen. 
Het is warm onder de dekens, zo vertrouwd.
Overal liggen mensen te slapen of dromerig uit hun ogen te kijken. De hangende lampen met hun mistige licht bewijzen me een dienst zodat ik niet over het bed van een ander kan struikelen.
Aan de wand het verst bij me vandaan hangt een groot zwart bord zoals ik die ken uit veilinghallen. Op het bord verschijnen steeds andere elektronische getallen. Ik kan ze niet goed zien. Mijn bed staat te ver weg of de cijfers zijn te klein. Met mijn rechter hand maak ik een vuist. Door het tunneltje van die vuist staar ik met één oog naar het bord.
Ik weet het, de baas is vandaag langsgekomen en heeft de tickets voor de dag verdeeld.
Er zitten meer mensen in hun bed te staren naar het bord. Sommigen zijn al opgestaan en lopen naar de kleine deur van de grote buitenmuur.
Er zijn mensen die vaker een ticket hebben gehad, maar voor mij zal het de eerste keer worden. De meesten komen na een aantal uren terug en leggen zich weer neer op hun bed. Maar er zijn er ook die wegblijven.

Vandaag zie ik mijn nummer: 117. 
Ik heb een ticket!
Ik ben zenuwachtig.
Ik stap mijn bed uit. Het mag, ik heb een ticket voor de dag.
Ik loop naar voren, vlakbij de deur krijg ik het kaartje te zien. De tekst is geschreven met een vulpen en de gestileerde letters zeggen: Om 8.00 uur naar het werk gaan en om 16.30 uur weer terug komen.
Mijn dag kan eindelijk beginnen.

Ik stap door de kleine deur naar buiten. Het zonlicht prikt in mijn ogen. Ik draai me om en zie de enorme hal zonder ramen en met de kleine deur. 
Heb ik het lef om vanavond niet terug te keren? 
Welke keus maak jij als je jouw ticket krijgt?

Heb jij ook iets met latten?

Kamelen

Als ik van skiën hield, zou dit het mooiste jaargetijde voor me zijn. Dikke jas, warme broek, latten onder mijn voeten en glijdend van de berg af.
Jaren geleden heb ik in Winterberg op een berghelling gestaan. Nou ja een berg, de Zwitsers zouden zeggen: ein Hügel. Juist een heuvel, dat was het. Er lag nog geen sneeuw. Heel voorzichtig schuifelde ik een stukje naar de rand van de helling. De wereld beneden was niet te zien en ook de helling niet. Nooit, maar dan ook nooit, zal ik latten onderbinden om me met doodsverachting van en helling af te storten.

Ik hoor Annemiek tegen me praten. ‘Kan je een ander woord voor ‘nooit’ verzinnen? Vermijd dat soort woorden.’
En ja, ze heeft gelijk. Ik heb de latten toch een keer ondergebonden. Heel lange, dunne latten waren het. We gingen een lang eind lopen op latten.
Wat ik me er nog van herinner is een bergrestaurant met warme koffie en appeltaart.

Nee, latten is niets voor mij. Maar ook dat is een te resolute uitspraak, want dit jaar ga ik echt latten. 
Linda en ik hebben de lat hoog gelegd. Zeven kamelen hebben we geëist van de emir van Abu Dhabi en zeven heeft hij er ons gegeven. Nu mag Linda haar kennis en kunde tonen aan de ouders van en verstandelijk gehandicapten kinderen in zijn emiraat. En wij, wij gaan latten.

Een vriendin van me doet het al jaren en heeft me al bijgepraat onder het genot van een caffè latte. Ik zag er als een berg tegenop, maar nu het moment is aangebroken heb ik het een plekje gegeven en ga ik er een latbaar jaar van maken.