Een hele rits wegwijsbordjes

Ijsje

Het is een warme dag, een in de rij van heel veel warme dagen die Nederland in de greep houden. Om niet ten onder te gaan aan warmtestuwing moet ik mezelf trakteren op een ijsje. De IJsvogel in de Kerkstraat zit er al sinds mijn jeugd met nog steeds dezelfde dame, maar daar kan mijn geheugen me in de steek laten, die het opeet bekertje met een schepje, vol ijs schept. Om het bekertje heb ik een papieren servet gevouwen en ik doe mijn best al lopend, het ijs sneller te eten dan het smelt.
Twee vrouwen van middelbare leeftijd staan op de hoek van de markt en kijken omhoog en daarna om zich heen
‘Meneer, woont u hier?’ vraagt een van hen.
Het is goed te horen dat zij hier niet woont, de rollende ‘r’ komt pas tot stilstand bij het Puthuis midden op de markt, een put waarover het gemopper ook nog maar kort tot stilstand is gekomen. Ze heeft haar schoudertas zo omgegespt dat een eventuele zakkenroller veel moeite zou hebben. Haar vriendin draagt de tassen met ingeslagen boodschappen en kijkt me vanachter de brede rug met priemende ogen aan.
Ik wil net vertellen dat ik hier niet woon en heb daarvoor mijn alleraardigste glimlach opgezet, maar ze besluit verder te gaan met haar vraag.
‘Kent u hier de weg?’
‘Nee, ik woon niet in deze stad, maar vertoef er wel regelmatig. Ik mag wel zeggen dat ik de weg aardig ken.’
‘Wij zoeken de Sint-Jan.’
‘Ah, de Sint-Jan,’ begin ik, terwijl ik het laatste gedeelte van mijn ijsje opdrink, ‘je kunt het geluid van haar klokken in de verte al horen.’
En ja, net op dat moment laat de Sint-Jan horen dat de middag is begonnen.
Het doet me deugd, dat mensen die de grote stad bezoeken, ook even een bezoekje brengen aan de Zoete Moeder, de moeder van de kinderen van deze stad, waarover al heel wat mirakels zijn opgetekend en ik wijs in de richting van het schallende geluid.
‘Maar dat klopt niet,’ zegt degene die als eerste het gesprek is begonnen, ‘kijk maar, dat bordje wijst net de andere kant op.’
Ik zie nu waar de dames even daarvoor naar hebben gekeken. Een bruine paal met een hele rits wegwijsbordjes in dezelfde kleur. Ze zijn vast bedoeld opdat geen enkele bezoeker verdwaald, maar vandaag falen ze in schoonheid.
‘Kijk maar, daar staat Sint-Jans Bolwerk die kant op.’
Zo verwarrend dat de naam van de trots van ’s-Hertogenbosch aan zovele bezienswaardigheden wordt gehangen: een parkeergarage, een straat, een school, een feest, een kruid, een bolwerk. Om hen niet te vermoeien met de geschiedenis van de verdediging van de stad in vroeger tijden, heb ik ze toch maar via de Kerkstraat naar de echte Sint-Jan gestuurd.
‘Ja’ zegt de vrouw die tot dat moment nog niet gesproken had, ‘we gaan naar Pilkington’s, ziet u, voor een high tea.’