Haar jasje

Malaga cafe

*

Haar jas hangt ze over de leuning van een lege stoel. Haar mobieltje trilt. De tekstberichtjes komen op het ritme van een Weense wals binnen. Haar ogen schieten van het kleine schermpje, naar de lege stoel, naar de deur van het café. Waar blijft hij? Een tik op haar schouder wekt haar uit haar mijmeringen. 
‘Ga maar naar huis. Hij komt vandaag niet meer,’ zegt een man.
‘Hij heeft het beloofd, gisteren heeft hij het beloofd.’
Haar gezicht loopt rood aan als ze haar mobieltje voor de laatste keer checkt.
‘Dan komt ie morgen, hij heeft het beloofd.’
De man begeleidt haar naar de deur. ‘Hij komt vast en zeker morgen, tante Annie,’ zegt hij en kijkt haar met een zorgelijk gezicht na.

**

Ze schuifelt op haar sloffen de straat over. Als ze de sleutel in het slot van haar voordeur steekt, hoort ze binnen een deur dichtslaan.
‘Walter? Walter, ben je hier?’ roept ze.
Ze stapt de drempel over. Luistert.
‘Walter?’
Het is muisstil en donker in huis.
Uit haar zak haalt ze de brief.
Bij een klein lichtje in de keuken strijkt ze de brief glad en leest de woorden nogmaals: ‘Morgen kom ik weer naar huis.’
Haar jaszak trilt. En blijft trillen.
Afwezig houdt ze het apparaat aan haar oor, morgen komt hij weer naar huis.
‘Mama? Mama je moet me wel terug appen, zo weet ik toch niet hoe het met je gaat?’
Haar dochter belt en appt haar om de haverklap.

***

‘Ik heb je overal gezocht, mama,’ zegt Karin, terwijl ze op een plastic stoel aan de keukentafel gaat zitten.
‘Je moet thuisblijven, dat heb ik al zo vaak gezegd. Niet alleen naar buiten gaan.’
‘Nico zegt ook dat hij zo komt,’ fluistert ze.
‘Je blijft nu thuis en gaat op tijd naar bed, mama.’
Moeizaam staat ze op. Ze legt het mobieltje op de tafel loopt met haar ogen bijna dicht door de kleine keuken naar de trapopgang.
‘Walter? Walter ben je boven?

****

Midden in de nacht zit Annie rechtop in bed. Wakker, ze is al uren klaarwakker. De regen slaat tegen het slaapkamerraam. In de brief schrijft Walter dat hij morgen weer naar huis zal komen. Ze weet niet of ze daar blij of verdrietig om moet zijn. Hoelang heeft ze hem nu al niet gezien? Ze was 35 jaar toen hij de deur achter zich had dichtgesmeten. Ze had gehoopt dat hij op de begrafenis van Henk zou zijn gekomen. Dat ze het verleden had kunnen begraven samen met haar man.
Op haar sloffen strompelt ze de trap af naar de keuken. Uit het lage hoekkastje haalt ze een steelpan, vult het met melk en steekt het fornuis aan.
Op de tafel ligt haar mobiel. Zwart, er zit geen leven meer in. Net zo zwart als hun relatie toen. Er zat geen leven meer in. Daarom had ze het gedaan.
In een keukenla vindt ze een oplader. Samen met de warme melk schuifelt ze de trap op naar haar slaapkamer. Het raam is weer opengewaaid en de vloer is kletsnat. Als Walter er is, komt alles goed.

*****

‘Mama, verdorie wat een zooi in je slaapkamer. Kom op, meehelpen opruimen.’
Als een wervelwind stuift Karin door het huis van haar moeder.
‘Jakkes, het is helemaal nat hier. Heb je een ongelukje gehad?’
‘Het is het raam, dat sluit niet meer zo goed.’
‘Een ongelukje is helemaal niet erg hoor, maar heb je je natte ondergoed wel in de wasmand gedaan?’
‘Walter zal het raam wel maken.’
‘Mama, hoe vaak moet ik het nog zeggen, Walter komt niet meer!’
‘Ik heb een brief …’
‘Die brief is van tien jaar geleden. Hij komt niet meer.’
Beneden gaat de bel.
‘Zie je, daar is hij al.’ Met een vrolijk gezicht waggelt ze over de treden naar beneden. 
‘Ha die Annie. Er is iemand die naar jou gevraagd heeft. Kan je even meekomen?’
‘Wie is het mama? Je koopt niets aan de deur hoor.’
‘Walter wacht op me in het café,’ glundert ze, ‘en ik moet mijn schoenen nog aan.’
‘Geen verkopers hoor,’ zegt Karin terwijl ze zich tussen haar moeder en de deur drukt.
‘O, hoi Nico, dat is lang geleden. Wat kom je doen?’
‘Karin, wat zie je er goed uit. Fijn je weer eens te zien. Gaat het goed met je? Ik neem je moeder even mee.’
‘Dank je wel,’ zegt Karin terwijl ze haar lange blonde haar achter haar oren schuift. ‘Hoezo neem je mama even mee?’
‘Ze heeft bezoek.’
‘Bezoek? Voor haar?’
‘Ik dacht, ik haal haar maar op, dan kan ik haar in de gaten houden.’
‘Ik ga mee.’
‘Laat ons nu maar, ik zorg wel dat ze weer veilig thuiskomt.’

******

Op de drempel van het café blijft ze staan. Haar ogen moeten wennen aan het donker. De inrichting van het café is in al die zestig jaar niet veranderd. Achterin tegen de muur zit een man met witte haren en hij lacht. Zijn gezicht is ook niet veranderd. Alsof hij daar al die jaren op haar heeft zitten wachten, zoals hij vroeger ook op haar had gewacht. De lach van Walter laat al zijn rimpels verdwijnen als een spookbeeld in de mist van sigarettenlucht.
‘Zie je, hij had het beloofd,’ mompelt ze.
Langzaam schuifelt ze tussen de tafeltjes door.
‘Walter, je bent er.’
De man heeft zijn vrolijke blik, vanaf haar binnenkomst, op haar gericht.
‘Annie.’
Hij staat op en terwijl hij een stoel achteruitschuift, drukt hij vluchtig een kus op haar wang.
‘Ga zitten, Annie. Dat is lang geleden. Je ziet er goed uit.’
Haar jas hangt hij op de leuning van een lege stoel.
‘Ik wist dat je terug zou komen, je had het beloofd. Mijn raam is stuk.’
‘Dit is Charlotte,’ wijst hij op de vrouw die tegenover hem zit, ‘ik laat haar zien waar ik vroeger heb gewoond en ik wou jou nog even zien.’
‘Walter mijn raam is weer stuk. We drinken wat en dan … .’
Haar gezicht loopt rood aan alsof een hevige samentrekking van het hart het bloed als een razende door haar aderen alleen maar naar haar hoofd stuwt.
‘Ik heb je brief bewaard, ik heb hem .. ,’ zegt ze terwijl ze het verkleurde – en gekreukte briefje uit haar broekzak haalt. Haar andere zak trilt.
‘We moeten nu echt verder Annie. Tjee, wat zie je er nog steeds goed uit. Tof om je nog even te hebben gezien,’ zegt hij terwijl hij opstaat en Charlotte haar jas aanreikt. Hij drukt een dikke kus op de wang van Annie.
‘Geweldig om je weer gezien te hebben,’ zegt hij en loopt naar de deur van het café.
‘Zeker fijn,’ mompelt Annie voor zich uit.
Ze kijkt op haar trillende mobieltje.
Haar ogen schieten van het kleine schermpje, naar de lege stoel, naar de deur van het café. Waar blijft hij? Hij heeft het beloofd.
Een tik op haar schouder wekt haar uit haar mijmeringen. 
‘Ga maar naar huis. Hij komt vandaag niet meer,’ zegt een man.
‘Maar hij heeft het beloofd, gisteren heeft hij het beloofd.’

*******