Langzaam loop ik naar de grote hal. Honderden mensen staan met de oren dezelfde kant op te luisteren naar de commissaris. Ik hoor het geluid van zijn stem, maar kan van de klanken geen woorden maken. Mijn aandacht wordt getrokken door vijf strak blauwe doeken op even zoveel ezels.
Een lieve collega komt op me af en we praten al fluisterend over het afgelopen jaar. Wat is er met jou gebeurd, wat is met met mij gebeurd en wat zien we voor de toekomst. Ik vermoed dat de sprekers op het podium ook hetzelfde stramien hanteren in hun toespraken.
De algemeen directeur heeft ondertussen het woord genomen of gekregen en ik krijg van een collega een kwast in mijn handen gedrukt met de vraag: ‘Wil je even wat strepen op de doeken plaatsen?’
Ik ben uitgerust met een ‘ja, dat is goed, ja, dat doe ik wel’ mechanisme. Dus neem ik de kwast met trots aan, ondertussen verder pratend met mijn collega.
Blijkbaar duurt dat wat te lang voor de kunstzinnige collega en wordt de kwast uit mijn gevoelige vingers gehaald en aan een ander aangeboden. Tijdens het converseren dwalen mijn gedachten steeds af naar de blauwe doeken en de fantastische afbeeldingen die ik daarop zou kunnen uitwerken.
Eindelijk zijn de sprekers klaar, de inspirerende woorden voor het nieuwe jaar zijn neergevallen op de koude tegels van de welkomsthal. De ambtenaren zijn als bij toverslag verdwenen. Ze hebben zich met spoed gemeld bij de gratis lunch verderop in het gebouw.
Vastbesloten loop ik nu naar de doeken. Ik neem een kwast met een door de projectgroep vooraf vastgestelde kleur. Mijn inspiratie van de klanken die ik heb gehoord worden als vanzelf omgezet in een stilistisch vliegende vogel op een prominente plek op het eerste doek.
In gedachten zie ik de doeken op de kamer van de commissaris hangen. Ik loop er met mijn kleinkinderen langs en zeg: ‘Kijk, op elke doek zie je een vogel die ik heb geschilderd. Het is uit de begintijd van mijn schilderscarriére, maar ze zijn herkenbaar voor mijn latere werk.’
Naast me hoor ik de projectleider de vrije manier van denken omzeep helpen. ‘Nee, nee meneer, het is de bedoeling om vooral vrij te schilderen.’ Met een aantal Anton Heijboer strepen maakt hij me duidelijk dat mijn interpretatie van het nieuwe jaar, niet de nieuwe manier van werken gaat worden.
De schilderijen hebben een prominente plek gekregen bij de achterdeur van het provinciehuis. Op één schilderij heb ik nog een klein stukje vogel teruggevonden. Verder lijkt het of na mij, de schilderijen zijn overgenomen door een groep van hun apenrots afgedaalde mantelbavianen.