Net als mijn man zaliger

Esmeralda van der Meulen had deze zomerse woensdagmiddag al vroeg een plekje in de zon op het terras gevonden en zat te genieten van haar zalmsalade en witte wijn.
‘Ober, kun je mijn glas nog eens bijschenken?’ riep ze over haar schouder naar de man die al een aantal keren deze handeling bij haar glas had verricht. Met rode wangen keek ze naar het vollopende glas.
‘Als ik u niet ontrief, maar mag ik u wat vragen?’
Een oude dame duwde een collectebus met gestrekte arm bijna tegen Esmeralda’s gezicht.
‘Heeft u een kleinigheid voor de ehh …, Gorbatsjov stichting? Excuses dat ik het zo zeg, maar ik kan er niet omheen om te zien dat u nogal een innemer bent. U weet toch dat alcohol uw hersenen kan beschadigen, zoals dat ook gebeurd is bij mijn man zaliger?’
‘Uh, ja de wat voor stichting?’ vroeg Esmeralda, ondertussen in haar tas zoekend naar haar portemonnee. Haar tafeltje begon te trillen, terwijl de display van haar mobieltje oplichtte.
‘Ik moet dit telefoontje eerst echt opnemen.’
‘Ik ga hier wel even zitten, mompelde de oude vrouw en liet haar lichaam in een stoel aan het tafeltje zakken, ‘dat vindt u vast wel goed. Zo niet, dan hoor ik dat graag.’
Esmeralde keek van haar mobiel naar de zittende vrouw tegenover haar en weer terug naar haar mobiel.
‘Hoi lieverd, ik fiets zo weer naar huis. Jawel, ja, ik heb een klein hapje gegeten en wat gedronken maar ik lust nog wel iets. Tot straks.’
Vinnig gooide ze haar mobiel in haar tas en zei: ‘Korzakov heet het en ik vind het heel erg dat je man is gestorven aan de alcohol, maar dat geeft je niet het recht om zomaar aan mijn tafel te gaan zitten. Ach laat ook maar,’ ze draaide zich wederom om, ‘Ober, ober kun je me de rekening brengen?’
‘Oké, tot uw dienst. Natuurlijk wil ik opstaan. Ik wil u verder niet ontrieven,’ zei de oude dame maar maakte geen aanstalten om op te staan. Ze bleef staren naar het volle wijnglas op het tafeltje. Esmeralde gaf de ober wat hem toekwam, stak een euro in de gleuf van de bus en zwalkte tussen de tafeltjes door naar haar fiets. De oude vrouw bracht intussen de witte wijn naar haar lippen.
‘Ah, Dora Stellingwerf, is het weer zover, lachte de ober, ‘snel opdrinken en dan verdwijn je met die nep collectebus van mijn terras.’
‘Zeer zeker. Met uw permissie, het zal zeker niet lang duren,’ zei ze en mompelde erachteraan, ‘één glaasje is toch niet zo erg.’