Een nieuwe hond

Noukie
Met dank voor het poseren aan Noukie, de hond van Astrid en Stefan Beumer. Het verhaaltje gaat niet over jou hoor, maar je bent wel een knapperd.

‘Zal ik hem dan maar achterin zetten?’ vraagt de man met de mand in zijn armen.
‘Vooruit, doe het maar,’ zeg ik, terwijl ik een paar hondstrouwe ogen naar me zie staren.

Hoeveel jaar was het geleden dat ik afscheid moest nemen van de diep bruine ogen van Bruno en mijn moeder mij de volgende dag al meenam naar het asiel om een ‘nieuwe’ uit te zoeken.
Het was woensdagmiddag en ik rende zo snel ik kon het schoolplein af, sloeg rechtsaf de Oude Kerkstraat in, langs fietsenmaker Schultenaar waar altijd een zwarte racefiets in de etalage hing. Ooit ga ik die kopen, dan ben ik nog sneller thuis. Maar deze keer bleef ik er niet bij staan kijken. Mijn moeder had gezegd dat we iets leuks gingen doen als ik uit school kwam. Na de brug over het kanaal moest ik linksaf en dan kon ik de televisie-antenne van ons huis al zien. Het huis zelf zat verscholen achter meters hoge coniferen.
‘Je jas op de kapstok hangen, handen wassen en dan eerst je boterhammen opeten,’ zei mijn moeder toen ik binnenstoof.
‘Maar we gaan iets leuks doen hè?’
Ik gleed op mijn stoel, vouwde mijn handen en prevelde, ‘laat het écht iets leuks zijn, amen.’
‘We gaan een nieuw hondje uitzoeken,’ zei ze met een glimlach.
Van schrik stootte ik mijn melk om.
‘Verdorie, nog eens aan toe. Let toch ook beter op,’ mopperde ze en haalde met flinke slagen een vaatdoek over de tafel.
Ik keek achter me. In de hoek bij de koelkast lag hij in zijn mand en het leek of hij lag te slapen. Zijn bruine flaporen lagen over zijn snuit, die normaal gesproken op en neer bewogen op het ritme van zijn uitademing.
‘We gaan een nieuw hondje uitzoeken,’ zei ze weer met die glimlach, ‘en pappa zorgt ervoor dat Bruno in de tuin begraven is voor we terug zijn. Eet maar snel je boterhammen op.’
En terwijl ik een hap probeerde te nemen voelde ik dat een brok het slikken verhinderde. Vreemd dacht ik nog, ik had nog geen hap genomen en toch wilde er niets door mijn keel. Ik veegde met mijn mouw de tranen af.
Gisteravond had ik de buurvrouw tegen mijn moeder horen snikken: ‘maar een kind moet je niet gelijk een nieuw hondje geven, het moet eerst rouwen.’
Het is dezelfde buurvrouw die ik niet anders ken dan met een grote rode zakdoek in haar handen, steeds de tranen van haar gezicht vegend. Mama had gezegd dat haar zoontje vier jaar geleden is verdronken in het kanaal.

‘Vooruit doe het maar,’ zeg ik, terwijl mijn zoontje me met rood doorlopen ogen aankijkt en de fokker de mand achter in de auto schuift.
‘Dit is een nieuwe hond, hè papa en deze is helemaal alleen van mij,’ snikt de kleine.