Werkelijk Klein Brabant

KleinBrabant

De manier waarop we de wereld interpreteren,
zegt nog niets over de wereld zoals die is.

Immanuel Kant

Ik sta op een bed vol witte bladeren van de sierkers. Achter me hoor ik de claxon van een auto. Mijn hart bonst in mijn borst.
‘Meneer, ik ben op zoek naar nummer 96.’
Het is een warme dag in het voorjaar. De eerste bladeren zijn zo licht van kleur, dat het lijkt of je erdoorheen kunt kijken. Ik zie het wijdvertakte bloedvatenstelsel van een blad.
Naast me is een auto gestopt. Een oude, roestige Opel Kadet. De man heeft het raampje aan de bijrijderskant opengedraaid en buigt zich naar me toe.
‘Nummer 96 zoek ik. Het moet in één van deze zijwegen zijn, denk ik.’
Eigenlijk zijn het geen zijwegen, het is gewoon een E straat met zeven liggende pootjes. Op de naambordjes van elk pootje staat met grote letters ‘Klein Brabant’. Daaronder staan in heel kleine cijfers een reeks huisnummers die in de poot te vinden zijn. Zelfs ik kan ze van hier af niet lezen. Mijn hartslag heeft zich hersteld. Nog even kijk ik naar de witte loof die plakt aan mijn schoenen.
Ik steek de straat over en zie dat ‘nummer 96’ een huis is dat in dit gedeelte van de E te vinden is.

Veertien jaar geleden ben ik hier komen wonen met mijn vrouw en mijn twee kinderen.
‘Klein Brabant is het geworden,’ zei ze op een avond. Uit al die huizen en straten heeft ze juist deze wijk gekozen. Een wijk die een kleine afspiegeling is van de provincie Noord-Brabant. Een groene wijk vol huizen en auto’s. Een doodlopende wijk bestaande uit één straat. Een mooie plek om onze kinderen te laten opgroeien.

‘Een wijk die een kleine afspiegeling is van de provincie Noord-Brabant,’ schiet het door mijn hoofd. Het is natuurlijk géén spiegel van onze provincie. Het moet een streek, een gebied in Brabant zijn.
Mijn hoofd is rood geworden, ik voel me schuldig dat ik veertien jaar lang een aanname in mijn hoofd heb gehad en dat ik er nu pas achterkom dat de realiteit waarschijnlijk anders is.

Ik zie mezelf als zeven jarig jongetje lopen over een bouwland vol gaten en hobbels. Stukken baksteen, houten latten met roestige spijkers, een oude emmer zonder onderkant. Het zal een warme dag aan het begin van de zomer geweest zijn. Kort van te voren heeft het geregend. Met mijn rode laarsjes stap ik parmantig van de ene plas in de andere. De wereld is opgefrist en ik ook.
In de verte zie ik onze straat. Het is druk in de straat. Overal staan mensen te praten en rond te kijken. Ineens wijzen ze allemaal naar mij. Ik zie twee politieagenten op me afkomen. Ze pakken me bij mijn schouders. Lopend tussen hen in word ik naar mijn moeder gebracht. Ik zie dat ze gehuild heeft. Met een draai om mijn oren duwt ze me het huis in.
Later vertelt ze me dat ik niet had laten weten dat ik na schooltijd bij een vriendje zou gaan spelen. Dat ze me kwijt was geweest en heel erg bezorgd.
En ik? Ik weet zeker dat ik het de dag daarvoor wél verteld had. Mijn hoofd is een warboel. Wat is waar in het leven? Een interpretatie van de werkelijk of de feiten?

Aan de andere kant van de straat zit de man in zijn auto nog te wachten op mijn antwoord. Hij bladert wat in papieren die op zijn schoot liggen.
‘Nummer 96 is in deze straat,’ vertel ik de man en kijk de auto na als hij de poot inrijdt.

Ik draai me om en zie de grijze stoeptegels onder de met witte bladeren rijk gevulde sierkers. Ik voel me schuldig omdat mijn werkelijkheid niet altijd de realiteit van een ander is.
‘Weet jij waarom onze wijk ‘Klein Brabant’ heet?’
De voordeur heb ik net dicht gedaan en op de kokosmat schuur ik met de zijkant een wit blad van mijn schoen.
‘Dat is een gebied in Brabant, lieverd,’ is haar resolute antwoord.
Mijn hart slaat weer als een bezetene. Ik durf niet meer achter me te kijken, bang voor de werkelijkheid op de mat.

Vandaag zoek ik op internet waar de naam ‘Klein Brabant’ vandaan komt. Mijn gevoel moet gestaafd worden door feiten.
‘Een afspiegeling van de provincie?’
In de vindmachine tik ik de woorden ‘geografie klein brabant’ in.
Het antwoord wordt in de vorm van Wikipedia berichten aan me getoond: of een gebied in Zeeland of in België.
De namen van de omliggende straten in de wijk leveren me nog meer verwarring op.
Taxandrialaan, Oisterwijkstraat, Piacenzastraat, Baroniesingel en Markiezaat.
Als Taxandria al in Nederland zou hebben gelegen, moet het in Friesland worden gezocht. Of was het een streek in Noord-west Frankrijk?
Van de gemeente Oisterwijk is wel duidelijk dat het in de provincie Noord-Brabant ligt. Piacenza lijkt weer meer op een gemeente in de Italiaanse provincie Padua.
De baronie Breda en het Markiezaat van Bergen op Zoom zijn echter weer streken in Brabant.
Eigenlijk vind ik het idee van de afspiegeling mooier dan de realiteit waarmee ik nu word geconfronteerd.

‘Ga je mee naar bed?’ vraagt ze.
‘Ja, ik kom zo.’
De onrust duurt nu al dagen en zij weet het. Ze komt even achter me staan, legt haar armen om mijn schouders. En terwijl ze me een kus in de nek drukt, zegt ze: ‘Mail eerst maar even.’

De volgende ochtend heb ik een accuraat antwoord van een vriendin. Ze werkt bij de gemeente.
‘In onze gemeente hebben ze een straatnamencommissie. Deze commissie stelt de namen voor en het College neemt een besluit. Aangezien de wijk zijn naam heeft gekregen voor 1985 zijn alle archiefstukken overgebracht naar het BHIC (het geheugen van Brabant).’

Dagenlang heb ik elke avond voor de openslaande deuren naar buiten staan staren. Kijkend naar de sterren. Ik weet dat er sterrenbeelden zijn en sommige kan ik ook herkennen en benoemen. Ik voel me prettiger bij de beelden die ik zelf heb verzonnen. Gefingeerde namen van sterren die ik bij elkaar vind passen.

Mijn hand begint te trillen als ik een mail stuur naar het historische centrum.

Beste Foppe,

Het antwoord is te vinden in de dossiers straatnaamgeving in het archief van het gemeentebestuur van Vught, 1930-1985 (toegang 5131): inv.nrs. 2747.1 en 2747.2

1048-2747 Straatnaamgeving
2747.1 raadsbesluiten I, 1900-1969
2747.2 raadsbesluiten II, 1970-1979
1048 1981-1985

Ik raad u ook aan om uit toegang 5131 ook te raadplegen: inv.nr. 2027 Materiaal tentoonstelling Woonerfplan Klein Brabant, 1976-1980. Mogelijk vindt u hierin ook informatie.

U kunt deze dossiers raadplegen in de studiezaal van BHIC in Den Bosch. Het beste kunt u de dossiers één dag voor uw komst reserveren via aanvragen@bhic.nl U weet dan zeker dat de dossiers in huis zijn. Dossiers straatnaamgeving worden vaak uitgeleend aan gemeenten.

Zie hier voor de openingstijden van de studiezaal.

Met vriendelijke groet,
Medewerker studiezaal

Ik fiets het terrein van de Citadel op; het grind knarst. In dit zeventiende-eeuwse fort is het Brabants Historisch Informatie Centrum gevestigd.
‘Rustig, rustig,’ zeg ik tegen mijn hart. Ik loop een stukje over het gras en lees op een bordje dat dit niet de bedoeling is. Ik betreed een wereld vol regels en waarheden. Als het antwoord hier niet te vinden is, waar dan wel.
‘Goedemorgen meneer,’ zegt de medewerkster van de studiezaal, ‘bent u hier voor het eerst?’
Ze kijkt me met een guitige lach onderzoekend aan.
‘Ik zal voor u een pasje maken en dan de regels uitleggen,’ lacht ze.
In het midden van het gebouw zie ik een met buitenlicht fel verlichte ruimte en daaromheen donkere zalen met oude bebrilde mannen.

Ze leidt me naar een donkere zaal.
‘U mag alles inzien en kopieën maken.’
Ik kijk haar na, terwijl ze terug keert naar het licht.
Op dat moment overvalt me de stilte van deze ruimte. Ik weet dat het moment nu is aangebroken. De feiten gaan mijn gevoel verslaan.
Ik zet mijn leesbril op, zet me aan de tafel tussen de zoekende mannen en open de klaargezette dozen.

‘De voorzitter opent de bijeenkomst met allen welkom te heten.’
Het is 28 oktober 1975.
‘Sedert de 14e eeuw bestond het hertogdom Brabant uit vier delen (kwartieren genaamd) t.w. Leuven – Brussel – Antwerpen – ’s-Hertogenbosch.’
Het is de zevende map die ik open sla. Over mijn bril kijk ik de ruimte in en zie dat de mannen om me heen zitten alsof ze zijn versteend. Mijn borstkas gaat als een razende op en neer.
‘’s-Hertogenbosch bevatte de stad met haar vrijdom, benevens de Meijerij. De Meijerij is te splitsen in vier kwartieren, n.l. Peelland, Kempenland, Oisterwijk en Maasland.’
Mijn mond voelt droog aan en mijn handen zijn nat van zweet.
‘Tot het kwartier Antwerpen behoorde het markiezaat van Bergen op Zoom en de Baronie van Breda.’
Ik hoor de stem van de voorzitter dreunend door de raadzaal. Baron van Hövell van Wezeveld en Westerflier staat fier rechtop. De eikenhouten vloer kraakt onder zijn gewicht. Hij kijkt de leden van de commissie één voor één aan. Boven zijn donkere zware bril kijken zijn bruine ogen een seconde lang diep in die van mij.
‘Afzonderlijke landstreken waren: Haegland of Hageland, onderdeel van het kwartier Leuven; Kampenhout, gelegen in de omgeving van Mechelen.
Klein-Brabant, onderdeel van het kwartier Brussel, gelegen oostelijk Dendermonde.’

Ik voel me uiterst kalm worden en zak achterover in mijn stoel. Mijn bril leg ik op de opengeslagen dossiers.
Dit geeft me rust. Een verkeerde aanname is gepareerd met feiten en langzaam accepteer ik dat mijn gevoel het niet altijd bij het rechte eind heeft.

‘Ik weet het zeker!’ roep ik uit, ‘deze poot is het. Nummer 96 vind u aan de rechterkant. Het huis met de rode kozijnen.’

Vis-uele perceptie

Vis

‘En lezer heb je er zin in? Ik vraag: heb je er zin? Ik hoor alleen maar ‘ja’ en ik ook.’

Het gaat over zien en herkennen. Je ziet haar op het plaatje hierboven. Je herkent haar, je herinnert je jouw eerste kom met vissen, je voelt de emotie. Wat een wonder is het, dat zien, herinneren, herkenning en voelen allemaal in een fractie van een moment in je hersenen gebeurt. Een ultieme samenwerking tussen de occipitalis – en de temporale kwab. 
Geen enkel verwijt aan diegenen die dit niet voelen, want je wist het niet. Je had het nog nooit gezien, dus je kan je geheugen, je herinnering er niet bijhalen. Het kan zelfs zo zijn dat je iets wel ziet, maar gewoon niet weet wat het is. Je hebt het nog niet eerder gezien, dus geen herinnering waar je op terug kunt grijpen. Lastiger wordt het als je het wel eerder hebt gezien, maar die herinnering er niet meer bij kunt halen, visuele object agnosie. Je ziet het wel, je kan het beschrijven, maar je kan niet vertellen wat het is. Je ziet haar wel, maar elk moment is een nieuwe kennismaking. Je ziet het gezicht wel, maar herkent het niet, prosopagnosie. 

‘En lezer doe je nog mee, ben je er nog bij!’

Met grote zwarte bolle ogen kijkt ze me aan. Niets in haar blik geeft me een gevoel van herkenning. Nog even kijk ik naar haar en dan zwemt ze verder. De voortzetting van het rondje in haar glazen bol. Tot ze me weer ontmoet en ziet als een totale vreemde.
De heer Hameeteman schreef in 1980 over de bekoring die uitgaat van rustig door het water glijdende vissen. 
De rust herken ik wel. Ik zie het ook in haar, terwijl ze net weer aanzet voor haar volgende rondje. Gisteren heeft ze een sprong gewaagd, dat doet ze wel vaker. Een beslissing die haar op het droge legt, spartelend, beseffend dat dit toch niet de plek is om te kunnen leven. Met natte handen heb ik haar opgepakt en terug gelegd in het water. Het duurde even voor ze de zuurstof door haar lijfje voelde stromen en net op dat moment keek ze me aan. Een seconde voelde ik blijdschap, het leek of ze me herkende. Met mooie kleine zwarte bolle vissenogen en een veel te kleine temporale kwab keek ze me aan.