… op het ijs is, volgen er meer.
Een paar dagen geleden werd het ons verteld. Nog voor heel Nederland het mocht weten. “It giet oan.”
“Ja, schenk de glaasjes maar vol,” zei ik weifelend. We waren uit alle hoeken van Friesland naar Ljouwert gekomen.
“Zullen we niet eerst met een kop koffie beginnen?” zei Foppe nog, maar dat was praten tegen dovemansoren. De fles oud Friesche Beerenburger stond in het midden van de ronde tafel en Henk, Sven, Foppe en ik zaten eromheen.
“Het was ook wel een heel koude week,” zei Sven, “de eerste nachtvorst was vroeg dit jaar.”
Sven had de wereldbeker schaatsen in Japan overgeslagen en was in Heerenveen gebleven. Als zijn linkerteen begon te jeuken, dan wist Sven dat hij in de buurt moest blijven.
Bij het binnenrijden van Leeuwarden zag ik Us Mem met een sjaal om.
“De gekte zal weer toeslaan. Dit jaar mogen we allemaal meedoen. Niks geen loting, maar met zijn allen beuken op het ijs.”
Ik zag de spanning op het gezicht van Foppe. Hier hadden we al die tijd naar toe geleefd. Foppe had jaren geleden al een besluit genomen om Kaapstad te verruilen voor het Friese platteland. Terug naar zijn roots.
“Jullie kunnen blijven slapen in onze verbouwde boerderij,” zei Henk. Tot 2007 was hij onze voorzitter. In 1997 had hij de eer om de laatst binnenkomende schaatser af te stempelen. Toen dit een zwartrijder bleek te zijn, sprak hij de onvergetelijke woorden: ‘Oh, dan bent u de laatste officiële zwartrijder.’
Slapen was de eerste uren nog niet aan de orde. Ik moest ook bekennen dat ik het niet zo slim vond van ons om alcohol te nuttigen. We moesten nog rijden, de Alvestêdetocht, een kleine 200 km. Maar ik had eens gelezen dat je warme voeten kreeg van Beerenburg en die voeten van mij waren op dit moment ijs, maar dan ook ijskoud.
Die avond zaten we tot laat in het centrum van Liwwadden te wachten tot de start in de Frieslandhal. Rond 6 uur moet het geweest zijn, dat we met zijn vieren vlak bij elkaar stonden, straks zou het startschot klinken. Sven legde zijn warme hand op mijn schouder en schudde me even flink door elkaar. Daar knalde het schot, we duwden en vochten ons een weg naar buiten.
‘Hé, wordt eens wakker jongen. Wakker worden!’
Mijn vrouw schudde aan mijn schouders.
‘Wat ben je toch aan het doen? Je schopt me met je ijskoude voeten. Waar droom je toch over? Er is niets aan de hand, rustig maar.’
Ik keek wazig de donkere slaapkamer in en voelde dat mijn neus boven het dekbed had geslapen.
De eerste nachtvorst was over Nederland getrokken. Ik kon bijna niet wachten op het ijs.
Een Fries begint pas te ontdooien als het gaat vriezen en hoe zit het met jou?