Eindelijk vakantie. De dagelijkse beslommeringen achter me laten en gewoon genieten. ‘Laat alles maar even los en veel plezier in Italië,’ hoor ik mijn manager nog zeggen, toen ik de deur van kantoor dichttrok.
Vliegen naar een vakantiebestemming vind ik de meest relaxte manier van reizen, maar dit noodweer brengt een doodsangst in me naar boven. Het tot nu toe stabiel vliegende vliegtuig valt meters naar beneden, waardoor mijn maag ongeveer in mijn keel terecht komt. De man bij het raampje klemt zich vast aan zijn armleuningen en drukt zijn bovenlichaam zo hard mogelijk in zijn stoel. Buiten striemen de hagelstenen langs en tegen het veel te kleine raampje en het toestel weet niet meer of het naar boven of naar beneden wil. Het zweet staat in mijn handen, terwijl het jonge meisje dat tussen de man en mij inzit, rustig haar spelletje Brick and Ball’s speelt op haar mobieltje.
De zweetlucht van de medepassagiers is goed te ruiken en de ogen van de man bij raam zijn nu strak gesloten. Het meisje lacht naar haar beeldscherm, ze heeft vast weer een level gewonnen. Maar ik kan niet kijken naar die snel heen en weer vliegende balletjes, ze geven me teveel het gevoel wat de vliegmachine me nu ook geeft. Hoe kan het toch dat de ene mens in paniek raakt en de ander onverstoorbaar door kan gaan met waar het mee bezig is en deze angstige situatie kan loslaten?
Loslaten zou zo makkelijk moeten zijn, toch? Er zijn genoeg websites met handige tips. Voor mij werken die instructies blijkbaar niet. Laatst ben ik een weddenschap aangegaan met een vriendin en werd ik met mijn neus op de feiten gedrukt. Loslaten gaat voor mij nooit makkelijk worden. Zij leerde hoepelen en ik jongleren met drie ballen. Ze heeft gewonnen want een van mijn handen bleef hardnekkig een bal vasthouden.
Ik zie de knokkels van mijn handen wit worden en mijn vingers zich steeds dieper in de stof van de armleuningen dringen. Bang om dood te gaan, speelt ook mee. Ik weet dat het erbij hoort, sterven. Maar nu toch nog niet?
Mijn koptelefoon moet nu af. Ik wurm mijn vingers uit het schuim van de armleuning. Het gehoor blijft het langst werken als je doodgaat en stel dat ik net een absoluut fout liedje aan het luisteren ben, dan zit ik daar tot lang na mijn dood mee in mijn hoofd.
Het geluid van geroezemoes en gezoem van de airco is vervangen door doodse stilte.
Het vliegtuig heeft eindelijk besloten waar het heen wil, rukt zich los uit het noodweer en zet de landing in en ik voel me plotsklaps heel rustig worden. De man bij het raam opent een voor een zijn ogen en het gefluister verdringt de stilte. Het meisje zet haar mobieltje uit. Het bleekrode T-shirt is rond haar oksels verkleurd in bordeauxrood.
Zo snel als de angst voor de dood komt opzetten, zo snel verdwijnt ze ook weer.
‘Laat alles maar even los.’ Het is zo snel gezegd.
Zodra ik thuis ben, ga ik verder met leren jongleren.