Een les Frankrijkkunde

De sloot
Snelstromend water uit de bron

Gewoonlijk doe ik er ongeveer twintig minuten over.

Het is een wandeling van nog geen twee kilometer, maar bevat wel een flinke steile heuvel.

Vlak naast de weg stroomt water met veel kracht vanwege het grote hoogteverschil.

En net als ik stop om ernaar te kijken, zie ik even verderop meneer Dupont met zijn handen op de rug ook naar het schouwspel kijken.

‘Bonjour, ça va?’ is de standaard begroeting en daarna probeer ik in mijn beste Frans verder te praten.

‘Qu-est-que vous faites?’ Oftewel, wat doet u?

‘Het water stroomt uit de bron in mijn weiland, ik heb een geul gegraven naar de sloot. Nu controleer ik of het water kan blijven stromen, omdat af en toe dikke modderklonten de loop versperren.’

‘Ongelofelijk dat dit soort kleine stroompjes verderop in het landschap van Frankrijk uitgroeien tot machtige rivieren,’ zeg ik.

Ik geloof dat ik het met iets andere woorden heb gezegd dan ik het hier nu opschrijf, want voor zulke volzinnen is mijn Frans nog niet goed genoeg.

Kleine zinnen, een onderwerp, een werkwoord en een lijdend voorwerp, daarmee kan ik me al goed redden.

Meneer Dupont is aardig, hij praat heel rustig en als hij een frons in mijn gezicht ziet, legt hij het gewoon met andere woorden nog een keer uit.

‘In de afgelopen vier jaar is de bron drie zomers droog komen te vallen,’ zegt hij bezorgd, ‘alleen in 2021 niet.’

Hijzelf woont vlak bij de samenvloeiing van de Loire en de L’Allier, daar waar de twee rivieren als de Loire verder gaan tot in de Atlantische oceaan.

Maar het liefst is hij in zijn tweede huis, la maison secundaire, in ons mooie dorpje.

En gelukkig maar, want hij zorgt er door zijn harde werken mede voor dat er grote rivieren kunnen ontstaan en geen overstroming via de rijweg.

Ik krijg van alles te horen over de châtaigniers, die met hun bladerdek menig terras in Frankrijk van schaduw voorzien, waarvan de gepofte vruchten op de kersmarkten worden verkocht en dat deze bomen hun oorsprong hebben in de Ardèche, daar waar ook de Loire ontspringt.

Hij vertelt over de zalmen die voornamelijk de L’Allier opzwemmen om te paaien in het ondiepe zoete water op de kiezelbodem dit snelstromende riviertje. Over vispassages die gemaakt zijn om deze vissen te helpen de stuwen te omzeilen.

‘De Loire is de langste rivier van Frankrijk,’ vertelt meneer Dupont, ‘en toch kiest de zalm er voornamelijk voor om de l’Allier op te zwemmen voor hun kraamkamers.’

Als je wilt inburgeren in Frankrijk moet je leren dat de Loire de langste rivier van Frankrijk is, net als dat je in Nederland moet weten hoelang de Nederlandse staat bestaat.

Thuis heb ik via Google maps de rivier eens gevolgd vanuit de oceaan tot aan haar bron, ruim duizend kilometer.

‘Maar stel nu dat de benedenloop van de twee rivieren niet De Loire zou zijn genoemd, maar de L’Allier, welke rivier was dan de langste van Frankrijk geweest?’ vraag ik.

Meneer Dupont is kalm en aardig, maar trekt nu toch echt zijn schouders op en schudt zijn hoofd.

‘Ik geloof dat ik daar bij de bron nog even moet controleren of het goed blijft stromen,’ lacht hij, ‘volgens mij heb jij vandaag weer genoeg Frankrijkkunde gehad.’

Hij klimt over het prikkeldraad en ik zie hem door het weiland lopen naar de source.

Wat fijn dat er mensen als meneer Dupont zijn die graag over hun land vertellen.

De wandeling heeft uiteindelijk een uurtje geduurd, maar dat is zij meer dan waard.