De spinnenknipper

beeld met schip

Rustig loop ik over het grote voorplein, langs een blote man met een schip op zijn onderbeen. Het museum bevindt zich achter de fraaie classicistische gevel van het oude gouvernementspaleis. De kamers zijn groot en hoog, zoals kamers in een adellijke woning horen te zijn. In de hoek van de expositieruimte staat een suppoost die even oud lijkt als het gebouw zelf.
“Dooie vliegen meneer,” zegt hij als ik langs hem loop.
“Ik zie het, bijzonder. En wat veel.”
Deze kunstenaar heeft wat met vliegen, overal liggen en hangen overleden vliegen in vitrinekasten.
“Veel, veel. Ach dat valt wel mee. Meer bijzonder is het hoe ze de vliegen heeft gevangen. Kijk maar eens hoe de vleugeltjes nog netjes aan het rompje zitten. Dat zal ze vast niet met zo’n kleefrol gedaan hebben.”
De man staat nu vlak naast me. Zijn tong glijdt over zijn lippen en elk moment verwacht ik dat deze vooruit zal schieten om zijn prooi te verslinden.
“Ik heb ze aan hun pootjes geregen”, zegt hij, “en ze als marionetten in mijn kamer opgehangen.”
“Vliegen?” vraag ik.
“Spinnen. Ik heb een verzameling spinnen. Die zijn moeilijker te doden en te conserveren dan een vlieg. Als je ze doodslaat, krimpen ze ineen en blijft er van hun imposante zwarte dikke lichaam een natte klodder met acht kromme pootjes over. Ik heb me gespecialiseerd in het doden van spinnen.”
De schouders van de man hangen slap naar beneden, maar zijn bolle ogen, die alle kanten opdraaien, fonkelen. “Het is een gave. Een spin op zo’n manier vangen en vermoorden, dat het lichaam mooi blijft en de poten netjes recht naast het lichaam blijven staan.”
Ik kijk naar de vliegen die door de kunstenaar aan dunne visdraadjes geregen boven het lijkje van een jong konijntje in een geordende zwarte kubuswolk zijn opgehangen.
“Van mijn moeder mocht ik ze alleen in het schuurtje houden. ‘Geen enge beesten in mijn huis!’ riep ze altijd. Wat zal ik zeggen, ik moest altijd doen wat zij zei. Niet studeren, maar werken moest ik na de lagere school. Ik was zo goed met mijn handen, had ze gezegd. Werken, boodschappen doen, de ramen lappen, het huis opknappen. Alles heeft ze me laten doen.” De man staart voor zich uit, zucht diep en glimlacht: “maar nu niet meer!”
Ik moet denken aan mijn middelbareschooltijd. Ik mocht van mijn ouders studeren en de lessen biologie en het determineren van de plantjes is me als de dag van gisteren bijgebleven. We liepen op warme zomermiddagen naar een weiland en plukten van elke plant een exemplaar. We schreven en tekenden. De stam, de steel, de kelkbladeren, de kroonbladeren en toen we thuiskwamen droogden we de plantjes door ze te bedekken met vloeipapier en in dikke zware boeken te leggen en daar een paar maanden niet naar om te kijken. Volgens mij ligt mijn herbarium nog op zolder.
Hoe zou de kunstenaar de vliegen hebben verzameld? Vast niet met een kleefrol en doodgeslagen kan ook niet, ze zien eruit alsof ze elk moment kunnen wegvliegen.
“Ik groef kleine plastic potjes in de grond, met de bovenrand van de val op gelijke hoogte met de grond. De potjes had ik gevuld met formol-oplossing gemengd met detergent. Iedere spin die in het potje terecht kwam werd vermoord door het giftige formol en zonk naar de bodem van het potje.”
Wie weet had de kunstenares een kamer gehad waarin ze de levende vliegen verzamelde en wachtte tot ze een voor een zouden sterven. Een broedkamer waar vliegen hun eitjes konden leggen in hompen oud vlees, waar de maaien zich konden ontwikkelen en nieuwe vliegen aan de lopende band de kamer vulden. Eens in de maand kon ze dan met een bezem heel voorzichtig de dode vliegen opvegen, terwijl om en op haar hoofd zwermen nieuwe vliegen kwamen ruiken, likken, wetende dat zij straks aan de beurt zouden zijn.
“Toen mijn moeder zo oud was dat ze de trap niet meer op kon, heb ik ze mee naar mijn kamer genomen en bevrijd uit hun potjes. Ik heb een manier gevonden om een draadje door hun pootjes te priemen”, de ogen van de man glimmen, “en de spinnen als marionetten op te hangen aan het plafond.”
Langs zijn kin liep een straaltje speeksel.
“Sinds ze dood is, knip ik iedere dag tien spinnen los. Nog zes jaar knippen en dan ben ik helemaal vrij.”

Een gedachte over “De spinnenknipper”

Reacties zijn gesloten.