Categorie archieven: Leven

Dure ansichtkaarten

Dure ansichtkaart

Boven de vensterbank naast de voordeur zie ik nog net de witte kruin van een klein jongetje. 
“Wilt u misschien kaarten kopen?” 
Knap dat zo’n kleine jongen onze hoge voordeur bel heeft weten te bereiken. 
“Ik vind het ook wel heel kort na Jantje Beton, maar het is voor de Schalm. We kunnen dan met dat geld ons schoolplein opknappen, bijvoorbeeld ijzeren doelen.” 
De woorden komen vanonder een kleine paraplu. Zijn woorden wachten ook niet op mijn woorden. Zonder me aan te kijken gaat de kleine man verder. 
“Ze kosten wel veel hoor. Ik vind het zelf eigenlijk veel te duur. Ik kan me goed voorstellen dat u het niet doet hoor. Ik zou ze zelf niet kopen, maar ik heb ze wel zelf getekend en ik vind ze best wel mooi geworden.” 
Daarna kijkt hij me met een heel lief gezichtje aan. 

Natuurlijk Marijn koop ik een setje kaarten van je. Ik zoek mijn geld en hij zoekt het setje kaarten onder uit zijn grote plastic tas. Het grote wisselspel begint. Ik houd zijn paraplu even vast en de natte papieren die hij in zijn hand heeft. Hij vist de kaarten uit de tas. Daarna neemt hij de paraplu weer over en geeft mij de kaarten. Ik geef hem het geld, maar hij moet nog wisselgeld teruggeven. Dus houd ik de paraplu weer vast. 
Ik ga ervan uit dat het uiteindelijk goed is gekomen, met Marijn en met het schoolplein.

Een bestemming voor het eerste dure kaartje heb ik al gevonden. Een lieve collega neemt afscheid. Hoera en ballonnen voor haar.

Een Eindhovens armbandje – Nederlands design

DDW

In de hoogste klas van de lagere school heb ik voor het eerst een armband omgedaan. De hormonen vlogen door mijn lichaam en het meisje zou me anders niet gezien hebben. Eerlijk gezegd zag ze me niet. Ook niet met het bandje om mijn pols.

Vandaag kreeg ik weer eens een sieraad om. Ik mocht hem niet zelf uitkiezen en hij was ook niet echt stijlvol – of mooi vormgegeven. Maar hij gaf me wel toegang tot het hart van heel veel creatieve designers. Slenteren door de hallen. Kijken, luisteren, praten en voelen. Genoeg ideeën die een plekje zoeken en die vast op het juiste moment te pas gaan komen.

Wie weet een design toegangsarmband voor een volgend event?
Dutch Design Week

Speciale ezelsmuts is deze week voor?

Muts

Gisteravond heb ik puntmutsen gemaakt. Ik bied ze te koop aan. De tekst op de bordjes, zoals bijvoorbeeld ‘Ezel’, kan je zelf aanpassen, verzin maar leuke woorden. De kleur van de muts mag je uitkiezen. Echt elke kleur is beschikbaar. 
Ik kijk niet zo nauw. 

De mutsen zijn in veel situatie te gebruiken. Bijvoorbeeld bij een verjaardag, bijvoorbeeld voor zwarte pieten die niet meer zwart zijn, maar dan wel ‘zwarte piet’ op het bordje kunnen schrijven. 
Als je het draagt val je in ieder geval op.

Heb ik het echt gehoord gisteravond op het 20.00 uur journaal van de NOS? Op de synode in Rome (een belangrijke vergadering binnen de katholieke kerk) hebben kardinalen en bisschoppen twee weken lang gesproken over veranderingen ten aanzien van homoseksuelen en gescheiden mensen. Kardinaal Wim Eijk zei na afloop dat mensen die gescheiden zijn (of een ander geloof aan hangen) en daardoor niet het sacrament van de eucharistie mogen ontvangen, maar wel naar voren mogen komen om een zegening te ontvangen. 
Let wel: met gekruisde armen voor de borst. (Oftewel er is niets veranderd.)

Mij lijkt het beter, eenduidiger, gezelliger, opvallender, leuker, plezieriger om voortaan deze speciale muts te gebruiken.

Daar wonen de gekken!

Verkeersbord

‘Waar woon jij?’ vraagt een Eindhovense man met een verstandelijke beperking aan me. ‘Waar woon jij?’ vraagt een Veldhovense man met mogelijkheden aan Linda. Met een rechte rug is steevast ons antwoord: ‘In Vught!’.
‘In Vught wonen de gekken!’ zeggen ze schamper. En weg sjokken ze weer.

Van oudsher klopt dat wel. Iedereen in Brabant, ik denk zelfs half Nederland, kent Voorburg. Het heet niet meer zo en volgens mij heten de gekken ook niet meer zo.
De zorginstelling heet nu Reinier van Arkel. Vroeger leerde ik op school de indeling voor zwakzinnigen: idioot, debiel en imbeciel. Later werden het geestelijk gehandicapten genoemd en weer later verstandelijk gehandicapten. 
En nu zijn het mensen met mogelijkheden. 

Alles verandert. Op het terrein van het oude Voorburg kwam ik een verkeersbord tegen. Ook die zijn aangepast aan de tegenwoordige tijd.

Stadspark in Den Bosch

Stadspark Den Bosch

Ik zit zomaar op een donderdagmiddag in een stadspark in Den Bosch. Een groot grasveld met in het midden een boom. Een wandelpad er netjes omheen en bankjes die uitkijken op het gras. Haast onopvallend staan oude – en nieuwe hoge gebouwen om de tuin heen. De nieuwe in dezelfde kleur steen als de oude. Drie kleine fonteintjes waar continue een klein straaltje water uitkomt en oude lantaarnpalen die, als ik hier maar lang genoeg zit, de sfeer vast nog romantischer maken.
In de verte hoor ik een kindje spelen in de speeltuin. Er loopt een vrouw langs. Dat kan ik horen omdat ze in een mobieltje en in de omgeving aan het praten is.
In de tuin is het verder stil. Iets verderop nemen twee verliefde mensen een bankje in bezit, die hoor je de komende tijd niet. Er loopt een hardloopster langs hoor ik aan de voetstappen buiten de tuin.
Een paar straten verderop is de Uilenburg. Een plek waar de terrasjes met dit weer vol zitten, waar de stilte die ik nu ervaar mijlenver weg is.
Nog even mijn ogen dicht, nog even luisteren naar de vogels, de wind in de bomen en dan op naar het drukke stadscentrum.

De blauwe enveloppen

Envelop

Heb je enig idee hoeveel verschillende soorten enveloppen er zijn op de wereld? Ze zijn er gekleurd van papier, in folie ook gekleurd en mat metalic. Er zijn bordrug- , (golf) kartonnen- en notaris enveloppen.
Maar wij krijgen een blauwe envelop. Een ouderwets uitziend model met donker blauwe – en rode blakjes aan de zijkanten. Een briefomslag waar ook daadwerkelijk een brief in zit. Een uitnodiging om met twee geweldige vrienden te gaan dineren. Nu kennen we deze vrienden al wat langer en zo’n uitstapje kan natuurlijk niet zomaar gebeuren. Ze noemen zichzelf in de brief ‘boerenpummels’ en ons ‘wereldburgers’. Het ‘ons’ gedeelte kan ik tegenwoordig beamen, over het ‘zichzelf’ gedeelte heb ik zo mijn vraagtekens.

In de brief zit een aanwijzing die ons naar het restaurant zal leiden: ‘Er wordt zoveel beweerd en zoveel is waar. Want wat is verkeerd? Dat is niet klaar. Hier spreekt men recht wat krom is of fout. Wordt alles beslecht; warm of koud.’ Na enig giswerk en met de kennis van de meeste restaurants in ons dorp komen we uit op ‘De Gereghthof’. En terwijl we onze benen over de zadels werpen krijgen we nog de tip: plantenbakken. Het terras van De Gereghthof zit vol, propvol tevreden mensen nippend aan hun wijntje of slurpend aan hun bier. En wij moeten op handen en voeten zoeken in de plantenbakken naar een volgende aanwijzing, naar nog zo’n blauw couvert.

Met nagelranden vol modder en handen vol spinrag vinden we de volgende aanwijzing: ‘Ja, dan zie je die en dan die weer. Dan hoor je weer van die en lees je weer wat van die. Dan begint die weer te aPPen en loopt die zomaar daar. Dat je denkt, die? En dan praat je er eens over met deze en geen. Zo van: wat denk jij van die en die. En dan zeggen die allemaal: Oh, die twee.’ We barsten ondertussen van de honger en gelukkig is de aanwijzing niet al te lastig. Op naar culinair café DieTwee. Hier zit het terras niet vol. Eén familie maar en de eigenaar die met een vreemde blik kijkt naar een vrouw die aan de ene kant en een man die aan de andere kant van het terras, in zijn plantenbakken speuren.

Met een kreet van vreugde wordt de vondst gevierd en lezen we het volgende: ‘We zijn er bijna. Nog één kromming tot de afslag waar wij overigens niet verder gaan. Waren wij pelgrims met een boetekleed dan liepen wij door tot Compostella. Zijn wij handelsreizigers, wat voor vracht dragen dan onze kromme ruggen? Nu dan, wij komen zonder ballast, vrij van geest en met een lege maag. Laten wij ons laven met verhalen, drank en zoete spijzen bij de laatste gelegenheid voor Antwerpen. Op ons aller gezondheid!’

Dat doen we dan ook. Genoeg spannende (vakantie)verhalen te vertellen. Genoeg spannende toekomst verwachtingen te delen. Zo bestellen we de eerste fles rode wijn en proosten op onze fantastische vrienden LuLu!

Herinneringen

Raadhuis

Onderweg naar het centrum zie ik het waterige zonnetje tussen de mistflarden omhoog klimmen. Een kopje koffie en een oud collega wachten op me. We halen herinneringen op over werksituaties. Ik hoor hoe het hem en hij hoort hoe het mij gaat.
We zitten in een café en kijken uit op nieuwe gebouwen, appartementen en winkels. 
“Wat heeft daar ook al weer gestaan? Weet je nog dat er drie oude huizen stonden? En weet je nog welk bedrijf toen in dat gebouw zat en wat daarachter lag?”

Gek dat als iets eenmaal is verdwenen het moeilijk is om de herinnering helder te houden. Het lichaam lijkt er hetzelfde principe op na te houden als met pijn. Als de pijn eenmaal weg is uit je lichaam is het ongelofelijk moeilijk je weer een voorstelling van die pijn te maken. En dat is maar goed ook, er wordt weer ruimte gemaakt voor nieuwe prikkels, nieuwe belevenissen, het oude kan je achter je laten.

In het café hangen foto’s van gebouwen die vroeger in ons dorp stonden. Sommige staan er nog, anderen zijn verdwenen of verbouwd. Als we een tijdje doorpraten blijkt dat we met beide geheugens het oude dorp weer aardig in beeld krijgen. Blijkbaar willen we samen toch niet alles achter ons laten.

Uitgereisd

Schedels

“Iedereen kan het”, zei hij gisteren.
Net terug van twee stedentrips, val ik in een interview met René Gude, de denker des vaderlands. “Sterven is doodeenvoudig”.
Misschien heeft hij wel gelijk en bepaal je zelf of het een makkelijke weg wordt naar de dood. Hij vergelijkt zijn leven met een speedboot. Je hebt een doel, je weet waar je wilt zijn en in volle vaart ben je onderweg. Dan komt opeens het bericht. Je gaat dood. Het duurt nog even, maar je gaat dood. De speedboot verandert in een ouderwetse roeiboot. Met je rug naar de toekomst, in een traag tempo, kijk je achteruit naar jouw verleden.

Afgelopen weekend was ik in Parijs. En wat is er dan romantischer dan een bezoek aan de catacomben met de schedels en botten van zo’n 6 miljoenen Parijsenaars. Tussen hen zijn er zeker geweest die hun dood hebben zien aankomen, die een besluit hebben kunnen nemen hoe ze ermee wilden omgaan. Al lopend in die ondergrondse gangen en kijkend naar al die schedels en botten, komt het verdriet in me naar bovenkomt.

De emotie die er echt toe doet, komt vanzelf.

Eeuwige jeugd

Graal

Wat was mijn moeder kwaad. Met een ferme veeg van haar arm, smeet ze alle tinnen borden en bekers in één keer van de tafel. “Zo kan ik toch nooit een gezin groot brengen”, schreeuwde ze. “Ze hebben verdorie de hele avond maar 1 karaf wijn besteld en 1 brood. En fooi zat er al helemaal niet in.” Het geluid van het kletterende servies klonk nog na in mijn oren, net als de stem van mijn moeder. Een groep van dertien mannen had vanavond in onze herberg een maaltijd gebruikt. Bij het weggaan zag ik woede, schok en verdriet in de ogen van de mannen. Eén van de mannen keek mij een ogenblik kalm en vredig aan, een blik die tot diep in mijn ziel voelbaar was.
Nu bijna tweeduizend jaar later staat dat moment nog helder voor mijn ogen. Ik was een kleine jongen. Later op de avond heb ik de borden en bekers opgeruimd. Eén beker viel me op in het flakkerende kaarslicht. Het leek of de beker was bezet met robijnen en diamanten, hoe ik de beker ook draaide, de edelstenen weerkaatsten het kaarslicht in scherpe flitsen op mijn ogen. Die beker heb ik stiekem mee naar huis genomen en pas jaren later zijn geheim ontdekt.

In het begin was het heel speciaal. Een leven dat niet zou eindigen. Oneindig doorleven, de dood zou geen speler zijn in mijn leven. Ik kon lachen om de mensen die op zoek waren naar het eeuwige leven. Ik speelde mijn rol in al hun verhalen. Gaandeweg de eeuwen kwam ik erachter dat ik de ander niet kon vertrouwen. Dat mensen hebzuchtig en afgunstig zijn. Ik heb vrouwen gehad die probeerden achter mijn geheim te komen. Ik heb ze als heks zien branden, niemand die hen wou geloven en ik, ik zei niets. Vrienden die de beker wilden stelen heb ik moeten vermoorden. Mensen van wie ik hield gingen dood en ik werd steeds eenzamer in een eindeloos leven.
 

Verleden week heb ik de knoop doorgehakt. Er was een tafel gereserveerd voor een gezelschap van dertien mannen. De organisator van de maaltijd was al wat eerder komen kijken of alles in orde was. Het was een aimabele man, met lange haren en bruine ogen. Hij keek me aan met een blik die tot diep in mijn ziel voelbaar was en hij knikte. Vanaf dat moment wist ik dat het goed was en zette mijn speciale beker aan de rechterzijde van zijn bord. Op de tafel had ik één karaf wijn en één brood neergezet. Ondertussen waren zijn vrienden de ruimte binnen gekomen en gaan aanzitten aan de tafel. Alles was klaar voor het laatste avondmaal.

Bij het verlaten van de kamer keek ik nog één keer naar de tafel. De mannen zaten met elkaar te praten. Ik keek nog één keer naar mijn beker en draaide me toen resoluut om en sloot de deur.

Groot Zieken Gasthuis

Gzg

De gevel trekt mijn aandacht. Ik moet denken aan een aantal jaren geleden.

De telefoon verstoorde de stilte in huis. “Het gaat niet goed met Robbert”, klonk het door de hoorn. ” Hij heeft een hersenbloeding gehad en ligt nu in het GZG”. Het bericht zette mijn leven in één klap even stil. Alles wat zo gewoon was, veranderde door zo’n telefoontje.
Robbert kende ik al vanaf mijn jeugd. Hij had een verstandelijke beperking, een lichte beperking. Hij had een appartement gehuurd, maar leefde zoveel mogelijk bij zijn moeder. En zo had hij zijn leven aardig op orde. Een paar keer in het jaar ontmoetten we elkaar. In de middag gingen we een eindje fietsen of wandelen en daarna op tijd uit eten zodat hij niet in het donker naar huis hoefde.

En nu lag hij in het ziekenhuis. De volgende na het telefoontje ging ik in mijn middagpauze naar zijn kamer. In de gang hoorde ik de klompen van de verpleegsters klepperen, en verder was het stil, helemaal stil. Hij lag alleen. Hij ademde wel, hoorde ik als ik dichtbij hem kwam. Hij lag in coma. Ze wisten niet wanneer hij eruit zou komen en wat er voor beschadiging achter zou blijven. Een lichte rilling liep over mijn rug. 
De volgende dagen zocht ik hem op. Ik praatte tegen hem. Ik praatte met zijn moeder. Ik hing een kaartje achter zijn bed, voor het geval hij bijkwam. 
Na een aantal dagen kwam hij weer terug in ons leven. Hij had geen idee wat er was gebeurd. Angst overheerste zijn leven in die ziekenhuiskamer. Hij praatte met me, heel soms fluisterde hij als hij naar me luisterde, de andere momenten schreeuwde hij. Als de zuster hem even moest helpen, wachtte ik op de gang en hoorde hem schreeuwen: “Foppe, Foppe helpt me, help me!”

Hij werd overgeplaatst naar een verzorgingstehuis en daar stierf hij op de dag van zijn verhuizing.

Hier denk ik aan als ik in Den Bosch loop en de oude ingang van het Groot Zieken Gasthuis zie. Het ziekenhuis is al weer even gesloten. Hoelang zal de gevel nog in het stadsbeeld staan om me te herinneren aan Robbert?