Ik zit zomaar op een donderdagmiddag in een stadspark in Den Bosch. Een groot grasveld met in het midden een boom. Een wandelpad er netjes omheen en bankjes die uitkijken op het gras. Haast onopvallend staan oude – en nieuwe hoge gebouwen om de tuin heen. De nieuwe in dezelfde kleur steen als de oude. Drie kleine fonteintjes waar continue een klein straaltje water uitkomt en oude lantaarnpalen die, als ik hier maar lang genoeg zit, de sfeer vast nog romantischer maken.
In de verte hoor ik een kindje spelen in de speeltuin. Er loopt een vrouw langs. Dat kan ik horen omdat ze in een mobieltje en in de omgeving aan het praten is.
In de tuin is het verder stil. Iets verderop nemen twee verliefde mensen een bankje in bezit, die hoor je de komende tijd niet. Er loopt een hardloopster langs hoor ik aan de voetstappen buiten de tuin.
Een paar straten verderop is de Uilenburg. Een plek waar de terrasjes met dit weer vol zitten, waar de stilte die ik nu ervaar mijlenver weg is.
Nog even mijn ogen dicht, nog even luisteren naar de vogels, de wind in de bomen en dan op naar het drukke stadscentrum.
Categorie archieven: Leven
De blauwe enveloppen
Heb je enig idee hoeveel verschillende soorten enveloppen er zijn op de wereld? Ze zijn er gekleurd van papier, in folie ook gekleurd en mat metalic. Er zijn bordrug- , (golf) kartonnen- en notaris enveloppen.
Maar wij krijgen een blauwe envelop. Een ouderwets uitziend model met donker blauwe – en rode blakjes aan de zijkanten. Een briefomslag waar ook daadwerkelijk een brief in zit. Een uitnodiging om met twee geweldige vrienden te gaan dineren. Nu kennen we deze vrienden al wat langer en zo’n uitstapje kan natuurlijk niet zomaar gebeuren. Ze noemen zichzelf in de brief ‘boerenpummels’ en ons ‘wereldburgers’. Het ‘ons’ gedeelte kan ik tegenwoordig beamen, over het ‘zichzelf’ gedeelte heb ik zo mijn vraagtekens.
In de brief zit een aanwijzing die ons naar het restaurant zal leiden: ‘Er wordt zoveel beweerd en zoveel is waar. Want wat is verkeerd? Dat is niet klaar. Hier spreekt men recht wat krom is of fout. Wordt alles beslecht; warm of koud.’ Na enig giswerk en met de kennis van de meeste restaurants in ons dorp komen we uit op ‘De Gereghthof’. En terwijl we onze benen over de zadels werpen krijgen we nog de tip: plantenbakken. Het terras van De Gereghthof zit vol, propvol tevreden mensen nippend aan hun wijntje of slurpend aan hun bier. En wij moeten op handen en voeten zoeken in de plantenbakken naar een volgende aanwijzing, naar nog zo’n blauw couvert.
Met nagelranden vol modder en handen vol spinrag vinden we de volgende aanwijzing: ‘Ja, dan zie je die en dan die weer. Dan hoor je weer van die en lees je weer wat van die. Dan begint die weer te aPPen en loopt die zomaar daar. Dat je denkt, die? En dan praat je er eens over met deze en geen. Zo van: wat denk jij van die en die. En dan zeggen die allemaal: Oh, die twee.’ We barsten ondertussen van de honger en gelukkig is de aanwijzing niet al te lastig. Op naar culinair café DieTwee. Hier zit het terras niet vol. Eén familie maar en de eigenaar die met een vreemde blik kijkt naar een vrouw die aan de ene kant en een man die aan de andere kant van het terras, in zijn plantenbakken speuren.
Met een kreet van vreugde wordt de vondst gevierd en lezen we het volgende: ‘We zijn er bijna. Nog één kromming tot de afslag waar wij overigens niet verder gaan. Waren wij pelgrims met een boetekleed dan liepen wij door tot Compostella. Zijn wij handelsreizigers, wat voor vracht dragen dan onze kromme ruggen? Nu dan, wij komen zonder ballast, vrij van geest en met een lege maag. Laten wij ons laven met verhalen, drank en zoete spijzen bij de laatste gelegenheid voor Antwerpen. Op ons aller gezondheid!’
Dat doen we dan ook. Genoeg spannende (vakantie)verhalen te vertellen. Genoeg spannende toekomst verwachtingen te delen. Zo bestellen we de eerste fles rode wijn en proosten op onze fantastische vrienden LuLu!
Herinneringen
Onderweg naar het centrum zie ik het waterige zonnetje tussen de mistflarden omhoog klimmen. Een kopje koffie en een oud collega wachten op me. We halen herinneringen op over werksituaties. Ik hoor hoe het hem en hij hoort hoe het mij gaat.
We zitten in een café en kijken uit op nieuwe gebouwen, appartementen en winkels.
“Wat heeft daar ook al weer gestaan? Weet je nog dat er drie oude huizen stonden? En weet je nog welk bedrijf toen in dat gebouw zat en wat daarachter lag?”
Gek dat als iets eenmaal is verdwenen het moeilijk is om de herinnering helder te houden. Het lichaam lijkt er hetzelfde principe op na te houden als met pijn. Als de pijn eenmaal weg is uit je lichaam is het ongelofelijk moeilijk je weer een voorstelling van die pijn te maken. En dat is maar goed ook, er wordt weer ruimte gemaakt voor nieuwe prikkels, nieuwe belevenissen, het oude kan je achter je laten.
In het café hangen foto’s van gebouwen die vroeger in ons dorp stonden. Sommige staan er nog, anderen zijn verdwenen of verbouwd. Als we een tijdje doorpraten blijkt dat we met beide geheugens het oude dorp weer aardig in beeld krijgen. Blijkbaar willen we samen toch niet alles achter ons laten.
Uitgereisd
“Iedereen kan het”, zei hij gisteren.
Net terug van twee stedentrips, val ik in een interview met René Gude, de denker des vaderlands. “Sterven is doodeenvoudig”.
Misschien heeft hij wel gelijk en bepaal je zelf of het een makkelijke weg wordt naar de dood. Hij vergelijkt zijn leven met een speedboot. Je hebt een doel, je weet waar je wilt zijn en in volle vaart ben je onderweg. Dan komt opeens het bericht. Je gaat dood. Het duurt nog even, maar je gaat dood. De speedboot verandert in een ouderwetse roeiboot. Met je rug naar de toekomst, in een traag tempo, kijk je achteruit naar jouw verleden.
Afgelopen weekend was ik in Parijs. En wat is er dan romantischer dan een bezoek aan de catacomben met de schedels en botten van zo’n 6 miljoenen Parijsenaars. Tussen hen zijn er zeker geweest die hun dood hebben zien aankomen, die een besluit hebben kunnen nemen hoe ze ermee wilden omgaan. Al lopend in die ondergrondse gangen en kijkend naar al die schedels en botten, komt het verdriet in me naar bovenkomt.
De emotie die er echt toe doet, komt vanzelf.
Eeuwige jeugd
Wat was mijn moeder kwaad. Met een ferme veeg van haar arm, smeet ze alle tinnen borden en bekers in één keer van de tafel. “Zo kan ik toch nooit een gezin groot brengen”, schreeuwde ze. “Ze hebben verdorie de hele avond maar 1 karaf wijn besteld en 1 brood. En fooi zat er al helemaal niet in.” Het geluid van het kletterende servies klonk nog na in mijn oren, net als de stem van mijn moeder. Een groep van dertien mannen had vanavond in onze herberg een maaltijd gebruikt. Bij het weggaan zag ik woede, schok en verdriet in de ogen van de mannen. Eén van de mannen keek mij een ogenblik kalm en vredig aan, een blik die tot diep in mijn ziel voelbaar was.
Nu bijna tweeduizend jaar later staat dat moment nog helder voor mijn ogen. Ik was een kleine jongen. Later op de avond heb ik de borden en bekers opgeruimd. Eén beker viel me op in het flakkerende kaarslicht. Het leek of de beker was bezet met robijnen en diamanten, hoe ik de beker ook draaide, de edelstenen weerkaatsten het kaarslicht in scherpe flitsen op mijn ogen. Die beker heb ik stiekem mee naar huis genomen en pas jaren later zijn geheim ontdekt.
In het begin was het heel speciaal. Een leven dat niet zou eindigen. Oneindig doorleven, de dood zou geen speler zijn in mijn leven. Ik kon lachen om de mensen die op zoek waren naar het eeuwige leven. Ik speelde mijn rol in al hun verhalen. Gaandeweg de eeuwen kwam ik erachter dat ik de ander niet kon vertrouwen. Dat mensen hebzuchtig en afgunstig zijn. Ik heb vrouwen gehad die probeerden achter mijn geheim te komen. Ik heb ze als heks zien branden, niemand die hen wou geloven en ik, ik zei niets. Vrienden die de beker wilden stelen heb ik moeten vermoorden. Mensen van wie ik hield gingen dood en ik werd steeds eenzamer in een eindeloos leven.
Verleden week heb ik de knoop doorgehakt. Er was een tafel gereserveerd voor een gezelschap van dertien mannen. De organisator van de maaltijd was al wat eerder komen kijken of alles in orde was. Het was een aimabele man, met lange haren en bruine ogen. Hij keek me aan met een blik die tot diep in mijn ziel voelbaar was en hij knikte. Vanaf dat moment wist ik dat het goed was en zette mijn speciale beker aan de rechterzijde van zijn bord. Op de tafel had ik één karaf wijn en één brood neergezet. Ondertussen waren zijn vrienden de ruimte binnen gekomen en gaan aanzitten aan de tafel. Alles was klaar voor het laatste avondmaal.
Bij het verlaten van de kamer keek ik nog één keer naar de tafel. De mannen zaten met elkaar te praten. Ik keek nog één keer naar mijn beker en draaide me toen resoluut om en sloot de deur.
Groot Zieken Gasthuis
De gevel trekt mijn aandacht. Ik moet denken aan een aantal jaren geleden.
De telefoon verstoorde de stilte in huis. “Het gaat niet goed met Robbert”, klonk het door de hoorn. ” Hij heeft een hersenbloeding gehad en ligt nu in het GZG”. Het bericht zette mijn leven in één klap even stil. Alles wat zo gewoon was, veranderde door zo’n telefoontje.
Robbert kende ik al vanaf mijn jeugd. Hij had een verstandelijke beperking, een lichte beperking. Hij had een appartement gehuurd, maar leefde zoveel mogelijk bij zijn moeder. En zo had hij zijn leven aardig op orde. Een paar keer in het jaar ontmoetten we elkaar. In de middag gingen we een eindje fietsen of wandelen en daarna op tijd uit eten zodat hij niet in het donker naar huis hoefde.
En nu lag hij in het ziekenhuis. De volgende na het telefoontje ging ik in mijn middagpauze naar zijn kamer. In de gang hoorde ik de klompen van de verpleegsters klepperen, en verder was het stil, helemaal stil. Hij lag alleen. Hij ademde wel, hoorde ik als ik dichtbij hem kwam. Hij lag in coma. Ze wisten niet wanneer hij eruit zou komen en wat er voor beschadiging achter zou blijven. Een lichte rilling liep over mijn rug.
De volgende dagen zocht ik hem op. Ik praatte tegen hem. Ik praatte met zijn moeder. Ik hing een kaartje achter zijn bed, voor het geval hij bijkwam.
Na een aantal dagen kwam hij weer terug in ons leven. Hij had geen idee wat er was gebeurd. Angst overheerste zijn leven in die ziekenhuiskamer. Hij praatte met me, heel soms fluisterde hij als hij naar me luisterde, de andere momenten schreeuwde hij. Als de zuster hem even moest helpen, wachtte ik op de gang en hoorde hem schreeuwen: “Foppe, Foppe helpt me, help me!”
Hij werd overgeplaatst naar een verzorgingstehuis en daar stierf hij op de dag van zijn verhuizing.
Hier denk ik aan als ik in Den Bosch loop en de oude ingang van het Groot Zieken Gasthuis zie. Het ziekenhuis is al weer even gesloten. Hoelang zal de gevel nog in het stadsbeeld staan om me te herinneren aan Robbert?
Bachelor Radboud Universiteit
We komen aan bij een groot gebouw, via een achteringang, lopen we ineens in een lange stille gang met aan weerszijden deuren die verwijzen naar laboratoria, musea en studieruimten. Kleine groepjes studenten staan met elkaar te smoezen. Als we ze naderen gaan ze aan de kant of verdwijnen achter de deuren naar een andere wereld. We komen steeds dichter bij de ruimte waar het allemaal gaat gebeuren.
Voor een nauwkeurig observant, zoals jij en ik, kunnen we een vergelijking maken met een ons welbekend volk. Het bijen volk. Door een smalle opening komen we in de raat, de collegezaal. In deze zaal zit de imme in nette rijen te wachten op hun Koninging. Het is een gegons aan geluid, werkbijen met hun familie of vrienden, waarbij het geluid verstomd als de moer het woord neemt.
Één voor één komen de biomedische werksters en – darren over de twee grote trappen naar beneden om haar een hand te geven en het bachelorgetuigschift in ontvangst te nemen. Ook onze hardwerkende dar loopt de trap af, schudt de handen en komt weer terug naar zijn trotse ouders.
Na afloop wordt elke aanwezige bezige bij beloond met een beetje nectar in de grote ontmoetingszaal. Daarna vliegen ze uit, want de komende jaren is er nog veel te doen om uiteindelijk het Master of Science diploma te mogen ophalen bij de Rector Magnificus.
De piepende schoenen
Het lukt weer. Ik ben helemaal blij. Drie keer in de week trek ik mijn hardloopschoenen aan en maak een rondje door de wijk. Vandaag loop ik naar een groot grasveld. Het gras is nog nat in de vroege ochtend zon. Met een verende tred loop ik mijn minuten hard, genietend van de warme zonnestralen en de schaduw van de bomen.
Op de terugweg stop ik wat eerder met hard lopen en wandel de laatste minuten naar huis.
Bij de eerste stap hoor ik het al, een piepend geluid. Als mijn rechterschoen, om precies te zijn, de hak van mijn rechterschoen de grond raakt. Ik stamp een aantal keren hard op de grond. Het pasgemaaide, aan mijn schoenen vastgeplakte, gras vliegt in het rond. Maar het piepje blijft. Na een aantal meter besluit ik toch maar eens onder de schoen te kijken. Misschien is het een klein steentje die zich vastgebeten heeft in de zool van mijn schoen? Niets te zien dan alleen nog wat restjes gras.
Een eindje verderop staan tuinmannen te werken, hun radio schreeuwt popmuziek de wereld in. Als ik er langsloop, merk ik dat ik op maat van de muziek, mijn stappen kan zetten, het piepje ondersteunt het ritme van het liedje.
Ik ben bijna thuis. Ik hoor een auto claxonneren en juist op dat moment verspringt het piepje naar mijn linkerschoen. Hoe ik mijn voeten ook neerzet het piepje rechts is weg en links overduidelijk aanwezig.
Mijn besluit is genomen. Vanaf nu zal ik nooit meer wandelen als ik ga hardlopen.
Gerwin vertrekt naar Zuid-Afrika
Het is weekend. Tijd om een stukje te schrijven over een positief artikel uit de krant. Vol enthousiasme begin ik de Volkskrant door te nemen. Bladzijde na bladzijde sla ik om. Een advertentie over een middel waarmee je slank kan worden is het enige positieve dat ik eruit kon halen. Als het werkt, kan ik me voorstellen dat er mensen zijn die hiermee geholpen zijn.
Misschien als ik de artikelen over AirBnB en de arbeidsplaatsen bij webwinkels nog eens lees, dat ik er positieve aspecten van deze tijd uit kan halen.
‘S middag zwaaien we een vriend van me uit. Gerwin vertrekt naar Zuid-Afrika. Gerwin heeft een droom. Gerwin heeft op heel veel momenten in zijn leven dromen. De artsen dachten dat hij niet levensvatbaar was toen hij geboren werd. Gerwin dacht er anders over. Hij leeft, hij overleeft met een spasme. Zijn omgeving dacht dat hij nooit zou kunnen lopen, ze dachten dat hij niet kon fietsen, niet kon werken, niet kon motor rijden. En Gerwin dacht daar steeds anders over.
Hij heeft ideeën in zijn hoofd, droomt erover en durf zijn dromen ook waar te maken. Natuurlijk valt dat niet mee, hij is regelmatig gevallen met de fiets, van alles gebroken. Ook met de motor, van alles gebroken. En toch staat hij steeds weer op.
Drie jaar geleden kwam de droom om naar zuid Afrika te reizen op de motor. De afgelopen jaren heeft hij dit uitgewerkt. En nu vertrekthij samen met Aschwin (ook lichamelijk beperkt) en zijn vriendin Doeschka, René zijn grote vriend en zijn vriendin Willemien. Met zijn vijfen. Ze zamelen geldt in voor het Liliana fonds, het fonds dat zich bezig houdt met kinderen met een beperking in ontwikkelingslanden. Ze bezoeken ook een aantal projecten in Afrika.
Tranen staan in mijn ogen op het moment dat hij zijn motor start en wegrijdt in een stoet van motoren die hem begeleiden naar de Duitse grens. Het lef dat hij heeft, de stap die hij echt zet, niet alleen uitspreken, maar ook doen, maakt zoveel los. Natuurlijk weet ik niet waar dit eindigt, zie ik hem over een half jaar weer terug? Geen idee. We hopen straks met een goed glas wijn en tiramisu als desert, terug te kunnen kijken op zijn werkelijke droom. Maar bij elke stap die je zet in het leven horen ook de onzekere kanten.
De kracht hebben om die onzekere kanten te overwinnen en de uitdaging aan te gaan, dat is het positieve nieuws dat ik vandaag heb gevonden. Niet uit de krant maar gewoon aan de andere kant van onze voordeur.
<< www.uwezo.nl >>
Het dode Arnhemse paard
Ik stap in Arnhem uit de trein. Via de loopbrug kom ik op de Amsterdamseweg. De eerste herinneringen komen weer boven. Een week geen verantwoording voelen, helemaal alleen, alleen zorgen voor jezelf. Een heerlijk gevoel van een week lang sporten, lezen, luieren en lekker eten.
De weg loopt langzaam omhoog, een brede verkeersweg met weinig verkeer. Het is zomervakantie en iedereen zit in het buitenland. Voor mij voelt dít als buitenland. De lucht is warm, de mussen zitten achter elkaar aan, een enkele voetganger en fietser.
Ik weet nog dat ik jaren geleden aankwam met mijn rugzak en racefiets. Een week sporten op Papendal. ’s Morgens een wandeling, ontbijten en daarna een korte duurloop. Rusten, boek lezen en middag eten. In de middag een interval training, gebruik maken van de heuveltjes in de buurt. Een avond maaltijd in het Italiaanse restaurant en daarna nog een lange wandeling.
Links zie ik nu de Heyenoordseweg. Ik moet denken aan het boek van Herman Koch – Eindelijk oorlog. ‘Op de eerste dag van de Slag om Arnhem klom een twintigtal inwoners van Lombok op een door een paard voortgetrokken boerenkar met de bedoeling om het snel naderende oorlogsgeweld te ontvluchten. Maar ze kwamen niet verder dan de Heyenoordseweg. ………. Het verhaal eindigde altijd hetzelfde. Namelijk dat twee weken later het dode paard nog altijd bovenaan de Heyenoordseweg lag. ‘
Ik wandel door, naar de Dreijenseweg. Hier op het hoekje ligt het Italiaanse restaurant. Via de achterkant kom ik op de Sportlaan. Een laan met hoge bomen, links de wijde velden en rechts struiken en bomen. Dit is de laan waarop ik ben aangevallen door een buizerd. Het waaide die dag hard en het was regenachtig. Ik had een geel windjack aan. Ineens voelde ik een harde klap op mijn hoofd. Ik keek om naar de grond. Had verwacht daar een dikke tak uit de boom te zien liggen. Uit mijn ooghoeken zag ik een zwarte vlek steeds groter worden. Het kwam razend snel op me af. Ik liet me op de grond vallen en zag een buizerd net over me heen wegscheren. Ik zette het op een lopen, een enorm snelle sprint tot onder de bomen op het terrein van Papendal. Toen pas durfde ik weer om te kijken en zag ik de grote vogel heel klein en hoog in de lucht zweven.
Ik sla net voor het terrein van Papendal links af naar de abdij Koningsoord. In deze bossen heb ik veel hardgelopen. Nu is het gedeeltelijk afgesloten en privé gebied geworden. In dit bos, op het hoogste punt, staat een Maria kapelletje. Het kapelletje waar ik voor mijn atletiek trainersexamens steeds kwam om even mijn rust te vinden. Ze staat er nog steeds en ik neem even de tijd om gewoon rustig te zijn.
Via dit bos kom ik weer op de Dreijenseweg en loop in de richting van Oosterbeek.
Over de Utrechtseweg daal ik af naar Arnhem. Aan de overkant van de Nederrijn zie ik het natuurgebied waar ik tijdens de Bridge to Bridge loop ooit doorheen ben gelopen. En in de verte de brug die er één te ver was.