Boven de vensterbank naast de voordeur zie ik nog net de witte kruin van een klein jongetje.
“Wilt u misschien kaarten kopen?”
Knap dat zo’n kleine jongen onze hoge voordeur bel heeft weten te bereiken.
“Ik vind het ook wel heel kort na Jantje Beton, maar het is voor de Schalm. We kunnen dan met dat geld ons schoolplein opknappen, bijvoorbeeld ijzeren doelen.”
De woorden komen vanonder een kleine paraplu. Zijn woorden wachten ook niet op mijn woorden. Zonder me aan te kijken gaat de kleine man verder.
“Ze kosten wel veel hoor. Ik vind het zelf eigenlijk veel te duur. Ik kan me goed voorstellen dat u het niet doet hoor. Ik zou ze zelf niet kopen, maar ik heb ze wel zelf getekend en ik vind ze best wel mooi geworden.”
Daarna kijkt hij me met een heel lief gezichtje aan.
Natuurlijk Marijn koop ik een setje kaarten van je. Ik zoek mijn geld en hij zoekt het setje kaarten onder uit zijn grote plastic tas. Het grote wisselspel begint. Ik houd zijn paraplu even vast en de natte papieren die hij in zijn hand heeft. Hij vist de kaarten uit de tas. Daarna neemt hij de paraplu weer over en geeft mij de kaarten. Ik geef hem het geld, maar hij moet nog wisselgeld teruggeven. Dus houd ik de paraplu weer vast.
Ik ga ervan uit dat het uiteindelijk goed is gekomen, met Marijn en met het schoolplein.
Een bestemming voor het eerste dure kaartje heb ik al gevonden. Een lieve collega neemt afscheid. Hoera en ballonnen voor haar.