Categorie archieven: Column

Column

Zichtbare rotonde

Rotonde

Ben ik echt zo onzichtbaar?
Er zijn dagen dat het lijkt of niemand mij ziet. Op zich handig als ik op zo’n dag als zwarte -, witte – of gekleurde piet voor Sinterklaas mijn werkzaamheden verricht, maar op een rotonde is het erg onhandig.
Gisteren reed ik weer eens op de fiets door ons dorp. Een dorp waar steeds meer rotondes ontstaan. Zodra er ruimte genoeg is om een cirkelvormig plein met eenrichtingsverkeer neer te leggen, verdwijnen de gewone kruispunten. Zo rond 1985 is men daarmee begonnen. Want een rotonde is relatief veilig, doordat er zich alleen rechts afslaand verkeer op bevindt. Een gewoon kruispunt van wegen telt 38 verschillende conflicten tussen voertuigen en een verkeersplein slechts 8, zegt het ABC van de verkeersveiligheid uit 1994.
Ik fietste richting een VrFpBi. En zodra ik een ‘vrijliggend fietspad binnen de bebouwde kom’ nader, spitsen mijn oren en verwijden de pupillen in mijn ogen, gevaar. Ik keek daarom ook naar links, daar waren geen voertuigen te zien of te horen en naar rechts. Een groep van vier auto’s reed akelig dicht achter elkaar op de rotonde af. Hun snelheid was niet noemenswaardig hard.
Ik zag dat in de voorste auto een man het stuur vasthad. Naast hem zat een vrouw. Ik zag de man en dacht: ‘als ik hem kan zien, zou hij mij ook moeten kunnen zien’. De auto verminderde nog geen vaart toen ik het VrFpBi opreed. Ik bleef de auto en de bestuurder aankijken, terwijl mijn vingers al licht de trommelrem in werking zetten. De bestuurder verdween achter de linker voorstijl van de carrosserie van zijn automobiel. Ik zag zijn vrouw roepen. Remmen. Piepen. Ik kneep vol in mijn remmen. Hij stond halverwege het vrijliggende fietspad stil en ik er vlak naast. Daar waar mijn buurvrouw een paar weken geleden met allerlei botbreuken in het ziekenhuis was beland, had ik gisteren weer geluk en kon zonder mankementen doorrijden evenals de automobilist.

Er zijn twee grote groepen verkeersdeelnemers. Groep A, ook wel geheten de monsters op vier wielen, de automobilisten. Diegenen die zich volledig veilig voelen achter een dun stukje blik. En groep B, de wetteloze tweewielers, de fietsers. Diegenen die elke situatie in hun voordeel uitleggen en voorrang nemen.
En ik weet zeker dat groep A, groep B niet ziet en dat groep B, groep A niet wil zien. En dan is er natuurlijk nog een kleine groep. Noem het groep C, waar ik deel van uit maak. Die verkeersdeelnemers wantrouwen alle andere en gaan ervan uit dat ze nooit gezien worden.

Er zijn van die dagen dat het lijkt of niemand mij ziet, ben ik dan echt zo onzichtbaar?
Soms ben ik zo in mezelf gekeerd, dat het lijkt of ik niet aanwezig ben in de fysieke leefomgeving. Ik heb uit de werken van de grondlegger van de haptonomie, Frans Veldman, geleerd dat ik naast mijn reuk -, gehoor – en gezichtsvermogen ook een haptonomisch vermogen heb. Het is een uitbreiding van mijn eigen tastgevoel in de ruimte. Ik denk dan aan die keren dat ik in de stad loop en mensen tegen me aan botsen of juist die keren dat ik door de stad loop en iedereen naar me lacht of me groet. Ik kan het bewust inzetten. Ik heb het vermogen om mijn tastgevoel naar binnen te richten of juist naar buiten. In zijn publicatie ‘Tasten naar zinvol contact (1977)’ is hij op zoek gegaan naar de naar binnen of naar buiten gerichte gemoedstoestand en het psychische en fysieke draagvermogen.
Wie weet had ik gisteren een naar binnen gericht tastgevoel en konden groep A weggebruikers me ook echt niet zien?

Toch heb ik vannacht nog even liggen woelen in bed en wat ideeën op papier gezet om de onveiligheid van rotondes te verbeteren voor fietsers. Je zou bijvoorbeeld dromedarisbulten net voor het plein kunnen aanleggen. Ik ken ze uit Abu Dhabi, het Midden-Oosten, waar de auto’s nog harder op rotondes en kruisingen afrijden dan hier in Nederland. Er zijn daar zelfs bulten waarbij een iets te volgeladen auto, schuin de hindernis moet nemen opdat hij niet met twee wielen van de grond tot stilstand wordt gebracht. Wat ook zou kunnen is een detectielus in de weg. Zodra een fietser daaroverheen rijdt, gaan alle alarmbellen aan.

Waarschijnlijk veel te dure oplossingen voor zoiets simpels. Als ik dan toch zo graag gezien wil worden, zal ik voortaan mijn energie naar buiten richten en als een vrolijke verkeersdeelnemer door ons prachtige dorpje fietsen.

De rust van handen wassen voor het plassen

Kraan

Kijk en daar begint het volgende gedonder.
De consumentenbond heeft een onderzoek onder reizigers laten uitvoeren en het blijkt dat de reizigers zich meer aan elkaar en minder aan de dienstverlening door de NS ergeren. Eén van de conclusies die te trekken valt uit het onderzoek is: ‘De reiziger wil meer rust, dus de huisregels moeten worden aangescherpt en het treinpersoneel moet deze beter gaan handhaven.’

Eindelijk is het zover dat de treinen allemaal op tijd rijden, dat er een toilet in elk treinstel aanwezig is, dat er alleen mensen met een geldig vervoersbewijs op de perrons staan en dat iedereen een zitplaats heeft in de trein. En daar begint het volgende gedonder.
Nu beginnen we ons te irriteren aan onze medereiziger.

Natuurlijk wil ik rust.
Het is uitermate hinderlijk als je in een stilte coupé zit en iemand gaat praten of iemand begint te typen op het toetsenbord van een draagbare computer.
Ik wil rust.
Het is uiterst vervelend als een groep mensen de trein in komt. Een aantal mensen die bij elkaar hoort en ook willen laten weten dat ze bij elkaar horen.
Zoals vrouwen onderweg naar de Huishoudbeurs, mannen onderweg naar de HISWA te water of scouts, voorheen padvinders, onderweg naar een eng bos.
Rust wil ik.
Waarom lopen mensen niet, net als ik, op schoenen met spekzolen, waarom halen ze niet heel zachtjes adem of houden ze hun nies in tot ze op een perron zijn.
Het is duidelijk, ik wil meer rust.

En ik wil dat de conducteur dat voor me gaat oplossen. Ik heb overwogen om het zelf op te lossen, maar door schade en schande ben ik wijs geworden. Vroeger ben ik iets te vaak met een blauw oog en kapotte kleding thuisgekomen. De laatste jaren worden de klappen steeds harder en lijkt er geen grens meer te zitten aan de agressie. De kans dat je pas weer wakker wordt in het ziekenhuis, nadat je iemand aanspreekt op zijn gedrag, is erg groot. Mijn moeder heeft me daarom gevraagd voortaan oordopjes in te doen en op mijn handen te gaan zitten.
Dat helpt en geeft rust. Huisregels ook, denkt de Consumentenbond en handhaving.

Of een conducteur de juiste persoon is om de huisregels te bewaken is nog maar de vraag. De vraag stellen is hem ook beantwoorden. Als er iemand is die vaak in elkaar geslagen wordt, is het de kaartjescontroleur wel.
Misschien kunnen we het beter over laten aan de politie. Ik las dat zij nog wel autoriteit bezitten. Een socioloog zei daarover: ‘Ondanks alles is de politie een ijzersterk merk.’ In hetzelfde artikel staat: ‘Zelf klaagt de politie al decennialang over gebrek aan waardering en respect bij de politieleiding, de politiek en de burgers, bleek uit een enquête van de SP (2009). Ze gruwelen van de opgelegde bonnenquota, bezuinigingen en bureaucratie.’
Nee, de politie heeft vast geen tijd voor het houden van toezicht in de trein en er zou een deuk kunnen ontstaan in het ijzersterke merk.

Maar wie dan wel?
In de begin jaren van deze eeuw werkte ik op een ICT-afdeling en hadden de managers bedacht dat er huisregels moesten komen. Ze hadden opgemerkt dat de kopjes in de centrale koffiecorner niet werden opgeruimd en het geregeld een zootje was in de afwashoek.
Een paar regels zijn me bijgebleven. Regel 9: Je eigen kopje afwassen en de koffiecorner ordentelijk houden en regel 10: Handen wassen voor het plassen.
Het management zorgde ervoor dat er iedere dag iemand van hen vrijgesteld was om de regels te handhaven.
Zodra ik dan ook met een leeg koffiekopje over de gang liep, sprong een leidinggevende van zijn stoel en liep met me mee om te controleren of regel 9 goed werd uitgevoerd. Ik heb zelfs gezien dat er meegelopen werd tot in de toiletruimte. Het kan natuurlijk ook zijn dat ze daarheen moesten voor hun eigen afwatering.
Kijk zo hoort het. De leidinggevenden die zorgen voor orde, tucht en handhaving.

Hierbij dan maar een oproep aan de hogere legerleiding van de NS om één dag in de week mee te lopen op een trein, de regels helder en duidelijk te maken aan de klanten en te controleren op de naleving.

Doe het voor mijn rust.

Vrouw Holle en de terrorist

Efteling

Van het totale dodelijk aantal slachtoffers bij ongevallen in een jaar komt één op de dertig mensen te overlijden bij een verkeersongeval. Een steeds groter aantal daarvan, doordat ze met hun mobieltjes bezig zijn terwijl ze rijden. Zijn dat domme mensen of zijn ze gewoon gek? Ik denk vaak het laatste. En er komen elke dag meer dwazen bij.
Een week geleden liep ik op een kweekschool waar deze ‘getikten’ afstuderen. Kijkduin, de hotspot voor waanzinnige trainers. Oude – en jonge mensen zitten en lopen daar met een gebogen rug. Een draadje loopt van hun device naar de rug – of broekzak, waarin een externe batterij, de powerbank, de actieradius vergroot en ik dacht: ‘Help, laat ze niet ontsnappen, er komen nog véél meer gekken aan.’

Toch zijn we met z’n allen niet bang om in het verkeer om het leven komen. De meesten van ons stappen nog steeds zonder angst in hun SUV of DAF33 en slingeren het voertuig de snelweg op.

Waar we wel steeds banger voor worden, is de terrorist. Deze is trouwens ook te herkennen aan draadjes.
Zelfs de Efteling is niet veilig meer.

Als kleine jongen legde ik vrolijk mijn oor te luisteren op, maar tegenwoordig kruip ik op mijn knieën langs, de negentien paddenstoelen in het sprookjesbos. Ik luister of ik naast een vrolijk melodietje ook een ritmisch tikken hoor.

Sociale controle. Zo pakt het attractiepark terrorisme aan en ik help mee.
“De Efteling is altijd alert op opvallende en afwijkende zaken. Er is gelukkig veel sociale controle, waardoor die alertheid een natuurlijke bodem kent.”

Voorheen converseerde ik met Roodkapje. Ik vertelde haar dat de Boze wolf voor de deur van haar oma stond. Zij bedankte mij vriendelijk en haalde de boswachter erbij. Maar tegenwoordig heeft ze geen tijd meer om met me te praten. Ze heeft een knopje in haar oren en ook daar zit een draadje aan.
Jazeker, het bos zit vol afwijkende zaken en kent een natuurlijke bodem.

Ik hoorde van een in haar slaap mompelende Doornroosje, dat een vrouw langs was gekomen die had gezegd: “Ze moeten een cadeau krijgen dat lijkt op wat de broeders in Parijs en Brussel hebben gedaan.”
De schone slaapster met een oortje in haar oor en van wie ik denk dat zij tegenwoordig niet meer echt slaapt, maar óók de opdracht heeft gekregen om alert te zijn, had geen idee wat dat zou kunnen betekenen.
En ik dacht, cadeautjes? Vrouw Holle geeft je wat je toekomt.
Je kent haar vast wel. De vrouw die goud strooit over eenieder die lief is en pek over elkeen die vervelend is en lui.

‘Godin van leven, dood en de aarde,’ riep ik, ‘vrouw die haar naam gaf aan de onderwereld. Straf ze met nachtmerries, snijdt hun buiken open, vul ze met stenen en kieper ze over de rand van de put. Gooi potten met pek over alle terroristen. Pek dat er niet meer afgaat, ook al was je je drie keer per dag.
O ja, als je toch bezig bent, doe dan ook iets aan de autorijdende gekken met hun mobieltjes achter het stuur.’

De kraai die van het dak viel

het dak

Terwijl ik in de schaduw van het huis nog een glas water met ijsklontjes drink, vallen de mussen achterelkander van het dak. Het duurt niet lang voor ook de kraai met wijd opengesperde bek het loodje gaat leggen.
We gaan allemaal dood, dat is één ding dat zeker is. Maar hoe, dat weet niemand.

Ik kan daar wel mijn voorkeur over uitspreken. Vroeger zou ik er geen probleem mee gehad hebben, als ik in mijn sportharnas was overleden. Wat was er mooier dan een paar uur hardlopen en dan plotsklaps dood te zijn, als een pier. Tegenwoordig zou ik het liefst in mijn slaap doodgaan. Gewoon mijn ogen dicht doen en niet meer wakker worden.

Er zijn verschillende manieren waarop ik de kraaienmars kan blazen. Mijn hart kan er door ouderdom mee ophouden, ik kan een ongeluk krijgen, ik kan doodziek worden, ik kan me doodschrikken van geluk of verdriet. Ik heb zelfs gehoord dat je je in je huwelijk dood kunt voelen. Dat is dan wel weer opmerkelijk, aangezien ik verwacht dat er na de dood geen gevoel meer is. In ieder geval niet bij de overledesne. Wel bij de nabestaanden. Zalig zijn de mensen die kind noch kraai hebben, zij laten geen mensen in rouw achter.
Ach, het is “Der Lauf der Welt” en het beste is om je daarbij neer te leggen. En dat is ook wat er gebeurt, je gaat in ieder geval liggen. Wat er daarna met je gebeurt, daar kan je vooraf nog voor kiezen. Het meest idyllisch lijkt me om te gaan liggen op een groene begraafplaats met veel ruimte, vogels en stilte. Maar je kan er natuurlijk ook voor kiezen om gecremeerd te worden, dan leg je je niet neer, maar ben je strooigoed geworden voor Gods akker. Ik heb trouwens ook gelezen dat je ‘geshredderd’ kan worden. Door zo’n apparaat waarin ook takken, zo dik als mijn spaakbeenderen, tot kleine stukjes worden vermorzeld. De hoogwaardige eiwitten van mijn lichaam raken op die manier niet verloren, zoals bij cremeren. De proteïne kan weer opgenomen worden door de aarde en je hebt ook de mogelijkheid om de stukjes te verdelen over de aarde, zodat de toxische stoffen, die zich in de loop der jaren in mijn lichaam hebben verzameld niet op één plek de grond vergiften, zoals bij begraven het geval is. (Uit: verhalenbundel De moeder van Ikabot – Maarten ’t Hart, juni 2016).

De laatste jaren is er een nieuwe vorm van doodgaan bijgekomen. Ik kan doodgaan door een terroristische aanslag. De kans dat je door een zichzelf opblazende terrorist wordt gedood is natuurlijk niet groot, de angst wel. Terrorisme heeft de angst om dood te gaan doen toenemen. Ik ben bang dat óók ik een dood paard aan een boom bind. Dat ik niet meer durf te vliegen of me durf te begeven in grote menigten.
Bijna elke dag lees, hoor en zie ik de berichten op het nieuws. Mijn aandacht kan er niet van losgetrokken worden. Mijn geest raakt bijna verziekt en ik sta op het punt om mezelf te beschermen door geen nieuws meer te kijken of te luisteren. En wie weet is dat ook wel goed voor mij. Besteed ik mijn tijd meer aan de mensen om me heen, mijn familie en vrienden en die mensen die een moreel steuntje nodig hebben. Wie weet word ik zo ‘een vliegende kraai die altijd wat vindt’. Er zijn trouwens steeds meer mensen die deze stap nemen en teruggaan naar het leven waar ze wel zelf invloed op hebben.

De paus zei de afgelopen week ‘de wereld is in oorlog, omdat zij de vrede verloren heeft’. Misschien is dat het wel. Ik heb mezelf en de ander verloren door intolerantie en (voor)oordelen. Een oorlog om macht en belangen, om geld, om natuurlijke bronnen. Het vergt een extra portie wijsheid en barmhartigheid om daar een eind aan te maken.

De zon heeft intussen een andere plek aan het firmament ingenomen en ik verzet mijn stoel, zit nu stijf tegen de gevel. De mussen liggen roerloos om me heen. En terwijl mijn water begint te koken, wacht ik tot de kraai zal vallen.

In ’t warme donker van de avond,
bange mensen om me heen.
Zelf de duif hier op het dak, zoek je vrijheid,
blijf niet zitten, heel alleen

Er is oorlog in de wereld,
we zijn de vrede nu echt kwijt.
Terroristen zaaien angst en dat voel ik,
ik wil weer vrij zijn voor altijd

En weet je duif dat jij me kracht geeft,
de maan in de donker blauwe lucht.
En jij bent diegeen die alle macht heeft,
want jij bent de vleugels van mijn vlucht

We kunnen wél leven met een ander,
er is genoeg voor iedereen.
Ben verdraagzaam tolerant, vol met wijsheid,
verspreid de liefde om je heen

En weet je duif dat jij me kracht geeft,
jij brengt de liefde terug in mij.
En jij bent diegeen die alle macht heeft,
want jij bent de vleugels ‘k voel mij vrij.
En weet je duif dat jij me kracht geeft,
de kracht voor dat hele klein gebaar.
En jij bent diegeen die alle pracht heeft,
want jouw liefde brengt ons bij elkaar

(Song: de vleugels van mijn vlucht – Paul de Leeuw)

Ik word een vrije speelse aap

busreis

Ben ik een product van de autoritaire samenleving?
Soms denk ik dat wel. Er zijn momenten, dat ik me laat verleiden om opgepropt in een vliegtuig te zitten om met heel veel andere mensen gezellig vakantie te gaan vieren op een andere plek op onze aardkloot. Als een lemming, volgegeten met papavers, loop ik achter de anderen aan naar pretparken en ‘all inclusive’ vakantieoorden. In navolging van anderen kijk ik wat goedkoop is en waar er wat te halen valt. Ik leg dan mijn volle aandacht op imitatie.

Helemaal vreemd is dit niet, het is namelijk ook wel erg makkelijk.
In onze samenleving is in 1901 de leerplichtwet ingevoerd. Dat betekent dat ieder kind van zes tot twaalf jaar verplicht is tot het volgen van onderwijs. Op mijn lagere school, voor diegenen die na 1985 geboren zijn, de basisschool, was er strikte controle op alles wat je deed en moest doen, middels het geven van instructies. Er was een duidelijk doel en hoe je er moest komen werd je verteld, je hoefde alleen maar uit te voeren en mee te doen. Alles lag vast in regels, je hoefde zelf niet na te denken. Wit was wit en zwart was zwart.

Waarschijnlijk heeft daarom de goedkope busreis met verkoopdemonstratie een enorme aantrekkingskracht op me. Gewoon het idee om met een uitgestreken gezicht, samen met andere busreizigers, te kijken naar de man aan de microfoon. Als een geïsoleerde witte boon in tomatensaus achter het glas van een Hak-potje mezelf laten meevoeren naar restaurants waar het eerste kopje koffie gratis is, waar de maaltijd bestaat uit een kopje lauwe, flauwe soep en je voor de rest van het eten en drinken de hoofdprijs moet betalen.
Ik begrijp ook wel dat zo’n goedkope busreis inclusief verkoopdemonstratie nooit die impuls aan mijn leven zal geven zodat mijn gedrag verandert van imitatie in authentiek. Maar waarom zou ik daar ook naar zoeken, ik ben opgegroeid in een autoritaire samenleving en pas me aan.

Net als ieder kind heb ik spelend nieuwe dingen ontdekt, handigheden die een verrijking hadden kunnen betekenen voor de gemeenschap. Ware het niet dat de samenleving in mijn kinderjaren gebaseerd was op autoriteit. Wat de leraren doen is immers goed en niet voor verbetering vatbaar. En zo kwam in mijn kinderspel de volle nadruk te liggen op imitatie. Ik werd een tweede leerkracht die de wereld vertellen zou, hoe er geleefd moest worden.

De laatste jaren komen er steeds weer prikkels binnen die me verwarren.
Als ik een vliegtuig in stap en de deuren sluiten zich achter me, dan voel ik dat ik geen kant meer op kan, alleen maar kan gaan zitten en het lot ondergaan. Als de airconditioning aan wordt gezet en het geluid hevig wordt in de ruimte. Op zich een voordeel omdat ik daardoor de geluiden van de medepassagiers minder hoor en hun geuren, evenals die van mij, zo snel mogelijk worden afgevoerd. Maar de rust, de vrijheid, die ik daarna ervaar als ik, op een primitief vliegveld, de trap afdaal, naar die prikkel ben ik al mijn hele leven op zoek.
Steeds sterker wordt de gedachte dat ik wil ontsnappen aan de gevestigde macht, het meelopen in de maat van de autoritaire wereld, de macht van het verkoopapparaat, de macht die mijn vrije wil inperkt en mijn spelen naar imitatie drijft en niet naar de vrijheid om te experimenteren en te variëren op wat ik anderen zie doen.

Ik wil terug naar de tijd dat ik nog kon spelen en net als bij de hogere apen mijn fantasie geprikkeld wordt. Chimpansees die genoeg te eten hebben gehad en toch weten dat er nog eten verstopt ligt, die trekken een kast vol trucks open om ook dat eten te pakken te krijgen. Niet omdat het nodig is, ze hebben namelijk al geen honger meer, maar omdat ze kunnen spelen zonder iets te moeten bereiken.

Laatst liep ik huppelend, terwijl het toch goed vijftig jaar geleden is dat ik op de kleuterschool zat, terug vanuit de koffiecorner op het werk met een groep collega’s huppelend achter me aan en ik voelde me vrij. Die huppel heeft nog geen verandering in de wereld veroorzaakt, maar heeft wel een eerste aanzet gegeven tot meer authenticiteit. Mijn ogen zijn geopend voor initiatieven van mensen die anders durven te bewegen, mensen die de jeugd aanzetten tot vrijer denken en handelen.

In een vrije samenleving zijn de kinderen in hun spel vrijer om te experimenteren en te variëren op wat zij grote mensen zien doen. Daardoor zijn zij medeveroorzakers van veranderingen in de samenleving.
Welke verandering ontstaat er door jouw spelen?

Een zebra onder de rok

Zebrabenen

Al vroeg leerde ik dat er grenzen zijn.
Mijn moeder stond met haar vriendinnen te praten in de kamer. Een langgerekte jaren zestig kamer, met een voor – en achterkamer in één lange smalle ruimte, een bankstel met twee fauteuils en een salontafel met een bakje sigaren en sigaretten.
De rokken van de vriendinnen reikten bijna tot aan de enkels, waardoor ik, als een trapezium artiest, aan de bank moest hangen om met mijn hoofd bijna op de grond onder de rokken te kunnen kijken.
Onder de rokken kijken is zo’n demarcatie. Tot een jaar of vier wordt het voorval nog giechelend afgedaan. Het kind wordt rechtop gezet en de rok weer recht gestreken. De grens ligt bij schoenmaat 29. Ik had net die schoen tegen de muur gezet en mijn rechter knieholte houvast gegeven aan de rugleuning, toen ik werd opgetild aan mijn oren en met een strenge blik de kamer uit werd gestuurd.
En toch was ik toen al benieuwd wat er onder die rokken te zien was.

De afgelopen maand zijn er weer veel jonge mensen afgestudeerd. Ik heb een eindpresentatie van de opleiding Mode – en vakschool gezien. Als die vertoning een voorteken is voor de mode die deze zomer gedragen gaat worden, heb ik er een hard hoofd in. Zal ik ooit te zien krijgen wat er onder die rokken zit? In het gedachtengoed van Jef Montes lopen de modellen in moderne versies van begin jaren dertig met lange broeken en dito jurken over de catwalk. De jonge ontwerpsters lopen daarentegen in rokken tot net over de knie en ik besef dat er nog hoop is. Net zo goed als er hoop is voor deze afgestudeerden op een baan. De werkeloosheid van de jongeren in Nederland was het afgelopen half jaar licht toegenomen en kwam net onder de 12 procent uit. In Italië ligt dat getal veel hoger.

Een paar weken geleden zat ik op een bankje op de muur van Lucca en keek uit over het Toscaanse land. De zon brandde op mijn naakte armen en benen die, zoals mijn moeder zo vaak tegen me zegt, ik goed ingesmeerd had. Naast me zat een bejaarde man in vol kostuum en een wandelstok. Vanuit de schaduw van zijn hoofddeksel hoorde ik hem in het Engels met mij praten. Hij vertelde me dat hij een ‘professore dottorato’ was, die heel zijn leven les had gegeven aan de jeugd. De jeugd die tegenwoordig te lui was om te gaan werken. Hij vertelde me dat de jeugdwerkeloosheid enorm hoog is in Italië, boven de 40 procent. En dan moet je bedenken dat mensen die maar één uur werk in de week hebben, niet bij deze groep worden meegeteld. Dat vertelde hij me niet, maar was parate kennis van mezelf.
‘Nu wil Minister-president Matteo Renzi ook nog belastingverlaging voor de lage – en middeninkomens instellen, die gefinancierd moet worden door besparingen in het staatsbestuur, afschaffen van dienstauto´s en bevriezen van de topsalarissen,’ zei die spraakzame man naast me, ‘maar van mijn geld blijft hij af.’
De oude man stond moeizaam op, gaf me een hand en schuifelde rustig de helling af richting zijn chauffeur, die de portier van zijn auto al openhield.

Ik keek weer over de muur naar al die werkloze jongeren die langs wandelden. Ik zag de armoede van hun gescheurde spijkerbroeken. Dát was wat me verbaasde. Niet het feit dat er zoveel jeugd op een doordeweekse dag over de muur loopt, maar hun broeken met de scheuren. Net of de jeans met zeer scherpe stenen was gewassen en de stof over de breedte op meerdere plaatsen opengescheurd had. De zon had door de open gaten de mogelijkheid om het vel van hun nog jonge benen aan te raken. De huidlaag die ondertussen net zo bruin moest zijn geworden als mijn armen en benen. En de huidlaag die bedekt was door de kledij net zo wit, als de huid onder mijn borstharen.
Ik heb het niet durven vragen, maar had graag de strepen op hun benen gezien.

Kleding uit Italië staat nog steeds hoog aangeschreven in de wereld, van hun tunieken in het oude Rome, tot de innovatieve – en prachtige couture kleding van dé modeschool van Rome Accademia di Costume e di Moda. Ik weet niet zeker of de gescheurde broeken die ik in Lucca heb gezien een Italiaanse variatie zijn op de stonewashed Amerikaanse jeans, maar ik weet dat ik ze ook opvallend vaak in Nederland zie.

De zomer zal zich vast nog laten zien, volgens het boek van Dimitri Verhulst laat de zomer zich echt niet tegenhouden. Als de zomer daar is, zal ik mijn broek aantrekken met pijpen tot net boven de knie – want daar ligt bij mij de grens – en op zoek gaan naar de zebrabenen van onze werkende jeugd.