In de nachttrein

Nachttrein

De lange nachttrein staat al even te wachten op alle passagiers. Een gekrioel van mensen en koffers. Er wordt geroepen en omgeroepen.
Dit had een beeld kunnen oproepen van de Oriënt Expres, maar helaas het is koud, winderig en weinig instappende reizigers en de locomotief inclusief rijtuigen zien er niet sjiek uit.
Over het bijna lege perron loop ik met zekere tred naar de slaapwagon die me naar Zwitserland zal brengen. Aangekomen bij de laatste wagon, blijkt dat ik in de eerste moet zitten. De conditie is er weer en met een ferme spurt haal ik de voorste coupé voor de trein zich in beweging zet.

Ik voel de snelheid van de trein door mijn lichaam stromen. Ik zit stil en toch is mijn lichaam in beweging. 

Het is een beweging die ik herken van de auto ritten naar Leeuwarden of Emmen terug naar het platteland van Brabant. Het is avond. Mijn vader zit achter het stuur van de auto. De koplampen zetten de provinciale wegen in vlam en naast me zie ik donkere weilanden. Het is alsof iemand in de verte een lichtje aan en kort daarop weer uit doet.
‘Papa, wat zijn dat voor lichtjes?’
‘Dat is Kampen.’
‘Wat is Kampen, papa?’
Ik zit rustig achterin en laat de vaart van de auto op mijn lichaam inwerken. Mijn ogen willen niet meer open. Gewoon donker en slapen op het ritme van de motor.

Het is avond en de trein rijdt. Nog een dikke 11 uur voor we er zijn. Als ik naar buiten kijk zie ik in het donker weilanden en overal lichten van fabrieken, stations, auto’s, huizen. We rijden over een verlichte aardbol. 
En ik denk: ‘Waar zouden we nu zijn?’
Mijn ogen sluiten zich. Gewoon donker en slapen op het wiegen van de trein.