Categorie archieven: Column

Column

Bevrijd mijn stem – 4 en 5 mei

Needle tower II
Needle tower II – Kenneth Snelson (Beeldentuin Kröller-Müller museum)

Bevrijd mijn stem
Maskers waardoorheen de woorden stromen
woorden, die betekenis geven aan alles wat ik zie,
begrensd door mijn innerlijke beelden van
Jaloezie, verlangen, verdriet, teveel willen
Mag ik praten, kan ik praten, durf ik wel te praten
Ik weet dat mijn ego heel hard roept
In den beginne was het woord
Maar de stem van God is verder weg dan ooit

Bevrijd mijn stem
In de jaren van oorlog
Weet ik dat ik stil moet zijn
Ik mag nu echt niet praten
De vijand is al in het huis
Harde woorden uit beestachtige lichamen
Ik vouw mijn handen en ik bid
Ik houd me in, durf bijna niet te ademen
Mag zeker nu niet praten
En de stem van God is verder weg dan ooit

Bevrijd mijn stem
Ineens kan ik niet praten
Een infarct in mijn hersenen
Ik zie wel wat ik zeggen wil
Maar de woorden zijn vervlogen
Het is stil om me heen
Het is niet míjn stem die de stilte doorbreekt
Maar de stem van mijn omgeving
die harder roept dan ooit
Zelfs mijn slikken is oorverdovend
Ik houd me in, durf bijna niet te ademen
En snak naar gewoon wat woorden
De stem van God is verder weg dan ooit

Bevrijd mijn stem
Wie kan ik nog vertrouwen
In een wereld vol oorlog
Durf ik niet te praten
Ik hoor de nachtelijke razzia’s
Volken verraden door ego’s
Van mensen zoals jij en ik
Ik durf zeker niet te praten
De stem van God is verder weg dan ooit

Mijn stem is bevrijd
Door de vele gekleurde lichtpuntjes van
Mensen die opstaan en hun stem verheffen
Die opkomen voor zichzelf en voor mij
Ik zie dat we allemaal maskers zijn
Waardoorheen de woorden stromen
Tot de dag waarop het woord heilig en visie helder wordt
En er alleen volmaakte Liefde bestaat
Dan mag ik praten, kan ik praten, durf ik te praten
En ik spreek met onmiskenbare helderheid en overweldigende zeggingskracht
De stem van God zo dichtbij

Foppe Weijer
Vught
4 en 5 mei 2018

Associatieoefening

Associatieoefening Schrijversacademie

Nog geen deelnemer van de schrijversacademie te bekennen als ik het oude Philipsgebouw betreed. De cursus start over twintig minuten en ik heb de tijd om een beker heet water te tappen en de deur te openen naar een binnentuin. De lentezon heeft de ochtenddauw verdreven en doet haar best om de houtenvlonder, die de tuin voor de helft bestrijkt, te
verwarmen. Er staan acht witte ronde stalen tafels verdeeld over het plankier met tegen elke tafel vier schuin opgestelde stoelen. Ik zet een van de stoelen recht en ga zo zitten dat niet alleen de vlonder maar ook ikzelf opgewarmd word.
‘Koppie in de zon,’ riep mijn moeder altijd.
En ik sluit mijn ogen en laat de koperen ploert op mijn hoofd schijnen.

De acht tafels veranderen achter mijn oogleden in tipi’s en uit een van hen komt het vrolijke koppie van mijn vriendje Jaap.
‘Hé, kom je binnen voordat de kouwbois je zien,’ roept hij, ‘we wachten tot het donker is, dan sluipen we over de prerie en vallen de kouwbois aan.’
‘Dan ga ik vast kijken of onze paarden goed zijn vastgebonden,’ zeg ik en kruip over de prairie naar de struiken. Als ik achterom kijk, zie ik Japie achter de tipi vandaan komen.
‘Er zitten allemaal bladeren in je haar,’ roep ik.
‘Oef, nee joh! Ik ben het opperhoofd en dit zijn mijn veren.’

‘Foppe, kom je binnen? We gaan beginnen.’
Heerlijk, die zaterdagen die in het teken staan van schrijven en vooral het vrije denken. Mijn fantasie omzetten in woorden die er eerst nog niet waren. Dit zijn de onbetaalbare uren waarin ik met andere aankomende schrijvers op zoek ga naar de ultieme schrijfkunst.

Af en toe een fee

Ochtendgloren

Het is gelukt. Ik had gedacht dat het helemaal niet kon, maar toch is het gelukt, een jaar vol geluksmomenten, een jaar vol momenten van broos evenwicht. Ze zijn er gekomen, al was het bij tijd en wijle ook even zoeken. Soms kwamen de momenten vanzelf. Blijkbaar had ik op die dagen mijn voelsprieten uitstaan om het geluk in iedere zonnestraal te zien. Op dagen waarop het geluk ver te zoeken was, moest ik daarentegen de momenten zelf creëren, het geluk een handje helpen.

Zodra mijn antennes uitstaan heb ik een heldere kijk op mijn omgeving, ik hoor alles en mijn omgeving dringt diep in me door. De merel die vroeg in de ochtend boven op het dak vrolijk staat te zingen, de zon die boven de heiige weilanden met haar eerste warme stralen mijn gezicht streelt. Alles klopt, de flow van het leven. (http://www.fweijer.nl/2017-een-jaar-vol-geluksmomenten/)

Maar soms loopt het allemaal niet zo soepel. Is mijn blik naar de buitenwereld gesloten en moet ik moeite doen om de glimlach van een ander te herkennen.
Kort geleden had ik nog zo’n radeloze zoekdag, een dag waarop ik mezelf vreselijk in de weg zat. De vakantie was net begonnen en ik was moe van het werk.
‘Ik ga een eindje fietsen, een kerstkaartje in de bus doen bij vrienden,’ bromde ik.
‘Het zal je vast goed doen,’ zei mijn vrouw met een vriendelijke lach, ‘even naar buiten. Wie weet kom je onderweg een goede fee tegen die de vrolijkheid kan terugbrengen, ook al ben jíj meer van de kabouters.’
En daar had ze wel een punt. Ik ben meer van de kabouters. Liever met mijn voeten op de grond, dan de onzekerheid van het zweven.
Ik fietste naar Esch, terwijl ik nadacht over de kabouters en de feeën. Aan de rechterkant van de weg stond een huis met een waterput in de tuin. In het voorjaar groeien de planten uit de put over de rand en zorgen de bloemen voor een geurig pad vanuit de diepte van de bron, dé plek voor kabouters. Maar deze dag was het koud, het waaide en de zon wist geen plekje te vinden om door de wolken heen te breken.
Op het fietspad kwam me een hardloopster tegemoet. Vele jaren heb ik hardlopers training gegeven en hardlopers die ik getraind heb, herken ik van verre, maar deze loophouding deed geen belletje bij me rinkelen. Het was een voor mij onbekende jonge vrouw. Ik moest nogal bars gekeken hebben, ik voelde mij in ieder geval zo. Bij het passeren lachte ze even naar me. Even, want de ontmoeting was er in een fractie van een seconde. De tegenwind nam mijn gedachten weer in bezit en ik sloeg af naar het dorp.
Op de terugweg, met de wind in de rug, kwam ik haar weer tegen. Nu keek zij wat norser, waarschijnlijk door de vele hardloopkilometers. Desondanks deed niets in haar me denken aan kleine hardwerkende kabouters. Ik keek naar haar en lachte. Ze keek terug en ik riep: ‘fijne dag vandaag.’ We draaiden ons allebei nog even om. Ik zag een glimlach op haar gezicht en voelde die op de mijne.
Een fee die zomaar op mijn pad kwam.

Ik wens jullie een jaar met af en toe een fee.

Pakjesavond

Pakjesavond

Ja, ik heb last van heimwee. Net als de heimweepiet, die bij de intocht van Sinterklaas dit jaar het liefst terug ging naar Madrid, omdat ze haar moeder zo miste. Gelukkig kon de Sint haar troosten en was er een stuurpiet die de boot toch naar Dokkum wist te loodsen en aan liet meren aan De Dijk. Sinterklaas is weer in Nederland.
Maar ineens zit er bij mij zo’n onprettig gevoel in mijn buik. Net of ik iets dierbaars ben kwijtgeraakt. Heimwee?
En terwijl ik kijk naar de pieten op televisie die de pakjes uit de boot halen, besef ik wat ik mis: de pakjesavonden van vroeger.

Het was koud en guur, de maan scheen door de bomen. Mijn moeder trok de gordijnen dicht. De platenspeler met ingebouwde speaker stond op 33 toeren en de grammofoonplaat kraste sinterklaasliedjes van het kinderkoor de kamer in. We zaten met z’n allen rond de gietijzeren kachel. ‘s Middags had ik kolen uit het schuurtje mogen halen. ‘Vul de kolenkit maar tot de rand,’ zei mijn moeder. Dat mocht, omdat het zo’n gezellige en lange avond ging worden. Van het zwarte roet uit het kolenhok had ik strepen op mijn wangen getrokken, ik leek een echte strepenpieten. Mijn moeder was daarna schurend bezig geweest om het zwarte roet met groene zeep van mijn wangen te krijgen, wangen die nu nog steeds nagloeiden. Mijn vader gooide extra kolen op het vuur en pookte nog eens. Ik schoof een stukje achteruit om de warmte de ruimte te geven de kamer in te trekken en niet alleen in mij. Uit volle borst zong ik met mijn broer en zus, dat de Sint nu eindelijk weleens binnen mocht komen, want we zaten al heel lang recht. Er werd hard op de deur gebonsd. Een zwarte hand gooide een zak vol strooigoed de kamer in. De ongeopende zak vloog over mijn hoofd door de kamer en belandde tegen een vaas. Een bloemenvaas waar al minstens een week bloemen in stonden. De zak brak. De vaas brak. Het water stroomde de zak in. Het maakte van de pepernoten een pap van roggemeel en de anijsgeur van de noten veranderde in niet fris ruikend bloemenwater.
Eerlijk gezegd zorgde de spanning van het heerlijk avondje en het zien van de pepernotenbrij voor de nodige waterlanders. Maar nadat mijn moeder de boel had opgedweild, ook mijn tranen, maakte de aanwezigheid van een zak vol pakjes alles goed en lagen mijn broer en ik even later op de grond om de elektrische raceauto’s over het spiksplinternieuwe circuit te laten scheuren.

Het onprettige gevoel in mijn buik trekt langzaam weg. Wat overblijft zijn heerlijke nostalgische herinneringen, een klein beetje heimwee naar het verleden.

Fijne pakjesavond.

Een hijgend hert

Berghut

Op het terras van ‘Het hijgend hert’, de enige berghut van Nederland, staar ik over de heuvels van het Limburgse land. We zijn halverwege een fikse wandeling.
De geur van verse koffie trekt mijn gedachten uit een ‘mindvolle’ staat, terug naar mijn jeugd.

In de woonkamer zit mijn vader achter een vers kopje koffie te blazen en mijn moeder achter het harmonium stevig te trappen. Ze houdt de noten van psalm 42 langgerekt aan, terwijl de lucht uit de balg naar de verschillende groepen van metalen tongetjes wordt geleid. Ik ben een achtjarig jongetje en sta ernaast, in mijn witte blouse met donker groen strikje, een bruine korte broek en de voeten gestoken in parmantige zwarte sandalen. Op de hele noten zing ik de tekst met mijn mezzo-sopraanstem, lekker traag en met flinke uithalen. Mijn moeder trekt na het eerste couplet de registers nog eens vol open.
En ik keer terug naar het terras van de berghut.

We zijn halverwege onze Limburgse wandeling. Ik blaas stevig over mijn hete koffie en bedenk me, terwijl ik naar de naam van de berghut kijk, dat mijn ziel na twee uur wandelen altijd weer dorst naar vers gezette koffie van ter plekke gemalen koffiebonen.

Psalm 42:1
’t Hijgend hert, der jacht ontkomen,
Schreeuwt niet sterker naar ’t genot
Van de frisse waterstromen,
Dan mijn ziel verlangt naar God.
Ja, mijn ziel dorst naar den Heer’;
God des levens, ach, wanneer
Zal ik naadren voor Uw ogen,
In Uw huis Uw Naam verhogen?

Midlifecrisis

Roodborstje

Menigmaal vermaak ik me met mijn onrustige vrienden in het café en luister naar hun fantastische verhalen over de aanschaf van een motor en de wind in hun haren als ze op een getemd ijzeren paard over de Nederlandse dijken rijden. Even niemand om je heen, absolute vrijheid.
En in november is het moment daar. Ik sta voor de keuze waar veel mannen van mijn leeftijd voor staan. Een 180 graden verandering in mijn leven, een innerlijk gevoel dat rond je vijftigste levensjaar hardnekkig de kop op steekt. Het moment van de irrationele beslissing. Natuurlijk had ik ook een motor kunnen kopen, mijn tentje achterop kunnen knopen en over de kunstmatig aangelegde grondlichamen kunnen gaan reizen, weg van alle verantwoordelijkheden. Vrijheid, heerlijk alleen.
Maar ik koos voor een moestuin. Een tuin op een volkstuinencomplex, ze bestaan echt nog, waar ik de wind door mijn haren kan laten gaan en heerlijk alleen kan zijn.

Nu is een moestuin in november niet echt een aanrader voor mensen die te maken krijgen met zo’n belangrijk keuze in hun leven. En alleen zijn is er ook niet helemaal bij. In het najaar beginnen met een tuin is namelijk een oefening in geduld, wetende dat er straks iets moet gebeuren, maar dat je nu nog niets kunt doen. De eerste zaadjes kunnen pas in februari – maart de grond in. Zelfs het onkruid wil nu nog niet groeien.

Terwijl de koude noorderwind door mijn haren blaast, kan ik nog net de tuin schoffelen en bedekken met een dikke laag champost. Binnen de kortste keren heb ik drie vaklui en een roodborstje om me heen staan, die me niet alleen raad geven, maar ook meehelpen om een aantal appelbomen en een rode bessenstruik voor de winterperiode in de grond te krijgen en bij het verwijderen van de omhoog gespitte zaden van het voorheen diep verborgen onkruid.
Het voordeel van doorgewinterde tuinmannen is dat ze de kennis, de handigheid van vakmannen en warme kachels in hun schuurtjes hebben. En het voordeel van zo’n rood gekleurd borstje is, dat ik ertegen kan praten zonder dat er teruggesproken wordt. Het blijft me aankijken en rustig om me heen hippen.

Mijn eerste adviezen kreeg ik toen een dunne laag sneeuw de tuin bedekte. Het is verdraaide handig om de tuin af te sluiten voor hongerige konijnen. Een lage afscheiding zou daarvoor afdoende zijn. Ik wist op dat moment nog niet met welk materiaal ik dit zou gaan aanpakken, maar wist wel hoe ik het zou gaan financieren. Om met de woorden van Donald te spreken: “Ik zal een afscheiding bouwen en niemand bouwt een afscheiding beter dan ik, geloof me en ik bouw hem erg goedkoop. Ik bouw een grote, grote afscheiding tussen onze tuinen en ik zal ervoor zorgen dat de buurman het gaat betalen. Let op mijn woorden.”

Ik heb al snel begrepen dat je een volkstuin niet begint voor je rust. Het is hard werken en er is altijd iemand om je heen. Dus mocht je ooit het moment van de midlifecrisis bereiken, weet dan dat een moestuin op een volkstuinen complex niet alleen een gevoel van vrijheid oplevert en een onstuimige wind die je haren alle kanten op blaast, maar ook nieuwe vrienden die de weg die je bent ingeslagen vrolijk maken.

2017 – een jaar vol geluksmomenten

Klavertje4

‘Geluk is een broos moment van evenwicht.’ (Awee Prins)

Misschien ken je die momenten als je aan het sporten bent. Ineens lijkt alles te kloppen en voelt je lichaam zich enorm sterk, vrij, blij.
Je kunt er hard voor trainen, je kunt er zelfs naar streven om het iedere training, iedere wedstrijd weer te ervaren. En als het niet komt, dan train je harder, want je wilt het hebben, het moet echt beter.

Het mooie van leven is, dat zo’n moment toevallig gebeurt. Je kan het niet plannen, het is iets dat je toe valt. Geluk is dan ook geen doel, het is hooguit een moment; een broos moment van evenwicht.

De tijd gaat reuze snel als je het naar je zin hebt, de tijd gaat reuze langzaam als een herfstblad neerdwarrelt naar de aarde, tekenen van geluk. ‘In het licht van leven en dood is een neerdwarrelend herfstblad een heel significant gebeuren.’ (Hugo Matthysen)

Ik wens dat je ook in 2017 nog heel veel bladeren mag zien neerdwarrelen.

Zo zwart als roet

Sinterklaasliedje

Het wordt tijd om het Sinterklaasfeest te ‘downsizen’, te ontdoen van al zijn franjes en terug te brengen naar de essentie van het feest. Sommigen roepen dat het een traditioneel kinderfeest is en dat iedereen van dit feest af moet blijven. Maar diegenen die het feest veranderen en uit hun verband rukken zijn wij zelf, niet Sylvana of een anti – of pro zwarte pieten groep.

Het is een mooie traditie en dat mag je natuurlijk vieren. Iedere tradities heeft een aantal eigenschappen. Ze kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden om een cultureel erfgoed door te geven.
Zo is ‘Haring happen’ tijdens de vlaggetjesdagen een culturele traditie om te vieren dat de nieuw gevangen haring aan land wordt gebracht. Het verwijst naar de bloeitijd van de haringvisserij in de eerste helft van de 17e eeuw. En het is goed te weten dat we afstammelingen zijn van een visserijvolk.
Daarnaast zijn we ook afstammelingen van een handelsnatie. Jan Peter Balkenende zei daarover: ‘Die VOC-mentaliteit, over grenzen heen kijken, dynamiek!’. Maar laten we van die zwarte bladzijden uit onze geschiedenis geen traditie maken.
In 2014 is het Sinterklaasfeest aangevraagd om opgenomen te worden als Nederlands cultureel erfgoed. Het verhaal van een Turkse bisschop wordt als Nederlands erfgoed gezien. Wij Nederlanders trekken echt alles naar ons toe. Het is in ieder geval een feest dat al meer dan honderd jaar wordt gevierd door de Hollanders.
Het is ook een feest waar liedjes bij horen. De meeste mensen kunnen bijna elk Nederlands liedje dat er over geschreven is meezingen en dat is wel heel bijzonder. Ons muzikale brein blijft oneindig lang in goede gezondheid. Kijk maar eens naar onze dementerende medemens, de liedjes van vroeger brengen herkenning en een lach op hun gezicht.
De Sinterklaasliedjes worden in de eerste plaats mondeling doorgegeven, de papa’s en mama’s hebben het er maar druk mee en behoren tot de weinige Nederlandse liedcultuur die nog altijd in de traditie van de actieve zangbeoefening staat.
Natuurlijk verandert er wel het een en ander aan het Sinterklaasfeest en zo hoort dat ook bij een traditie. Het paard van Sinterklaas was in 1850 nog bruin, in 1950 is deze vervangen door een witte en is de schimmel ‘Amerigo’ geboren. Was Zwarte Piet in de jaren dat ik een kleine jongen was de boeman, nu is hij omgetoverd tot een vrolijke man waar kinderen mee kunnen lachen. Tradities zijn dynamisch.

De kleur van de zwarte Piet is aan het veranderen en dat heeft volgens mij alles te maken hoe wij als mens met elkaar omgaan. Kleine kinderen lopen elkaar te pesten. Als ze een kindje zien met een bril op, dan hoor je ze roepen ‘brillenjood’. Als iemand een donkere huidskleur heeft wordt het ‘zwarte piet’ genoemd. Gelukkig spreken we ze daar snel over aan. Maar helaas grote mensen hebben ook veel te snel een oordeel klaar en steken deze tegenwoordig ook niet meer onder stoelen of banken. Laten we eerst eens leren om na te denken voor we iets zeggen en elkaar aan te spreken bij het uitspreken van oordelen en pesten. Dan hoeven mensen als Sylvana ook niet op te komen voor groepen mensen die zich gediscrimineerd voelen.

Een andere eigenschap van tradities is, dat er steeds nieuwe tradities ontstaan. Zoals het geweldige feest van ‘Halloween’, dat is komen overwaaien over de Atlantische oceaan. Over een aantal jaren vast een traditioneel Nederlands feest, waar niemand zich verder mee mag bemoeien. Wij bepalen zelf wel of we iemand willen laten schrikken met ‘clownsmaskers’ en ‘bebloede hakbijlen’.
En wie weet ontstaat straks wel ‘Kinderdag’. Een echt kinderfeest. Een dag waarop een kind zelf mag bepalen wat er gebeurt, zolang er niemand gewond raakt of dingen stuk gaan. Je zou eens moeten zien hoe blij een kind dan is. We hebben van Sinterklaasfeest een happening gemaakt die in handen van de commercie alleen nog gaat over cadeaus en snoepgoed. Terwijl een kind blij is als de aandacht krijgt.

Laten we het Sinterklaas terugbrengen naar de essentie. Een intiem feest waarin we aandacht hebben voor elkaar, ongeacht of Sinterklaas er Turks of zwarte Piet er zwart uitziet.

Radicale vernieuwing

revolution

De wereld is aan het veranderen en dat is al wat jaren aan de gang. In Amerika hebben ze gekozen voor Trump. Een volgende stap in deze verandering. We zijn mondiger geworden. En dat geldt voor iedereen. Bevolkingsgroepen die zich onderdrukt voelen, staan op en laten zich horen. Ze scharen zich achter mensen met een bek en daden. Waar we vroeger ontzag hadden voor autoriteiten, trekken we de conclusies van onze leiders in twijfel. We zeggen niet meer ‘Ja en Amen’. Onze artsen krijgen te maken met mensen die zelf uitzoeken wat er met hen aan de hand is, ze willen meerdere visies horen en nemen zelf een besluit. De politie en hulpverleners krijgen te maken met mensen die geen respect meer hebben voor hun functioneren en zorgen zelf voor openbare orde en veiligheid. De bestaande politiek werkt ook nog volgens een oud systeem, een systeem dat niet meer werkt in deze tijd. Het vertrouwen is verdwenen en mensen zijn op zoek naar nieuwe wegen om te komen tot vernieuwingen in de maatschappij.

Op zich is dat goed, vernieuwing is goed en radicale vernieuwing kan ander licht geven op de verhoudingen in de wereld. Er staan nieuwe groepen op die voortrekker gaan worden.
Alleen wie krijgt het voor het zeggen, als het democratische oude poldermodel niet meer werkt? Wie krijgt het voor het zeggen en wat zeggen ze eigenlijk of wat doen ze in werkelijkheid? In de geschiedenis zie je bij grote veranderingen groepen en mensen opstaan op basis van ‘de sterkste wint’. Er wordt geluisterd naar diegene met de grootste mond en met een duidelijk eenvoudig doel voor ogen. Dat zijn diegenen die macht uitstralen, krachtig zijn en daadwerkelijke verandering op dit moment brengen. Ze wekken vertrouwen en ook angst bij je op, een natuurlijke reactie en ze hopen dat je door die angst achter hen gaat staan. Het einddoel is vaak een wereld voor hun eigen gewin en diegenen die zich achter hen scharen. Voor voorbeelden hoeven we niet eens zo ver terug te gaan in de geschiedenis. Adolf Hitler, Benito Mussolini, Jozef Stalin. Of gewoon die jongens (en soms ook meisjes) uit de klas of in de buurt die vinden dat zij het voor het zeggen hebben en bepalen wie er bij de groep mag horen. De anderen scharen zich achter deze leiders en voelen zich veilig, omdat de groep groot en sterk genoeg is. Hun belang is vaak gericht op het hier en nu, en is gebaseerd op het recht van de sterkste. Veiligheid, eten en drinken voor de eigen soort en voor dit moment. Ze nemen de plaatsen in naast de oases, de plekken op aarde met de meest vruchtbare grond.

Er zijn ook mensen die uitgaan van de kracht van de mens voor de heelheid van de aarde en de medemens, die uitgaan van verdraagzaamheid en samenwerking. Voorbeelden daarvan zijn er gelukkig ook te vinden in de geschiedenis. Gewoon maar wat voorbeelden: Nelson Mandela, Mahatma Ghandi, Leonardo di Caprio, Otto Scharmer en paus Franciscus. Door wat zij zeggen en wat ze doen/deden, kan ook angst ontstaan, angst dat je het niet goed doet, dat de aarde straks niet meer leefbaar is. Maar bij deze mensen wordt niet het zwaard opgepakt en worden mensen niet uitgesloten. Er worden door hen voorbeelden gegeven en manieren gezocht om sterker te kunnen leven.
Op dit moment draaien de documentaires ‘Before the flood’ en ‘Down To Earth.’ op internet en de filmhuizen. Ze vertellen ons van een aarde waar de vervuiling door onze manier van leven zo groot is geworden, dat de aarde zelf voor stabiliteit gaat zorgen als we onze manier van leven niet aanpassen. De opwarming van de aarde gaat voor wateroverlast zorgen en zwaardere weersomstandigheden. Ze vertellen over manieren om een verbinding aan te gaan met al wat leeft en dat ook te behouden. We kunnen er iets aan doen, ieder individu kan haar bijdrage leveren.
Sommige van die mensen verenigen zich en zoeken naar manieren om duurzamer en veiliger te leven. Deze manier van je leven veranderen vergt een grote inspanning, aangezien het hier gaat om een intrinsieke kracht die moet kloppen met jouw gevoel. Het is een manier van veranderen vaak tegen de grote stroom in. Maar zodra het gevecht met jezelf erop zit, is alles wat daarna gebeurt een stuk makkelijker.

Waar vind jij dat de verandering heen moet?
In het stelselmatig discrimineren en uitsluiten van anderen, in de macht van de sterkste, de uitbuiting van de aarde en word jij daar gelukkig en sterk van? Dan is dat zo.
In het contact maken met je medemens, familie, vrienden en vreemden, en zorgen voor de heelheid van de aarde? Dan is dat zo.
Kijk eens in jezelf, stel jezelf eens de vraag waar jouw kracht ligt, waar jij gelukkig van wordt? Kijk dan eens op aarde wie wat zegt en wat doet. Volg je eigen pad en niet de kudde.

De veranderingen zijn niet het einde van de wereld, alleen het einde van een droom. (Jeff Foster)

Zichtbare rotonde

Rotonde

Ben ik echt zo onzichtbaar?
Er zijn dagen dat het lijkt of niemand mij ziet. Op zich handig als ik op zo’n dag als zwarte -, witte – of gekleurde piet voor Sinterklaas mijn werkzaamheden verricht, maar op een rotonde is het erg onhandig.
Gisteren reed ik weer eens op de fiets door ons dorp. Een dorp waar steeds meer rotondes ontstaan. Zodra er ruimte genoeg is om een cirkelvormig plein met eenrichtingsverkeer neer te leggen, verdwijnen de gewone kruispunten. Zo rond 1985 is men daarmee begonnen. Want een rotonde is relatief veilig, doordat er zich alleen rechts afslaand verkeer op bevindt. Een gewoon kruispunt van wegen telt 38 verschillende conflicten tussen voertuigen en een verkeersplein slechts 8, zegt het ABC van de verkeersveiligheid uit 1994.
Ik fietste richting een VrFpBi. En zodra ik een ‘vrijliggend fietspad binnen de bebouwde kom’ nader, spitsen mijn oren en verwijden de pupillen in mijn ogen, gevaar. Ik keek daarom ook naar links, daar waren geen voertuigen te zien of te horen en naar rechts. Een groep van vier auto’s reed akelig dicht achter elkaar op de rotonde af. Hun snelheid was niet noemenswaardig hard.
Ik zag dat in de voorste auto een man het stuur vasthad. Naast hem zat een vrouw. Ik zag de man en dacht: ‘als ik hem kan zien, zou hij mij ook moeten kunnen zien’. De auto verminderde nog geen vaart toen ik het VrFpBi opreed. Ik bleef de auto en de bestuurder aankijken, terwijl mijn vingers al licht de trommelrem in werking zetten. De bestuurder verdween achter de linker voorstijl van de carrosserie van zijn automobiel. Ik zag zijn vrouw roepen. Remmen. Piepen. Ik kneep vol in mijn remmen. Hij stond halverwege het vrijliggende fietspad stil en ik er vlak naast. Daar waar mijn buurvrouw een paar weken geleden met allerlei botbreuken in het ziekenhuis was beland, had ik gisteren weer geluk en kon zonder mankementen doorrijden evenals de automobilist.

Er zijn twee grote groepen verkeersdeelnemers. Groep A, ook wel geheten de monsters op vier wielen, de automobilisten. Diegenen die zich volledig veilig voelen achter een dun stukje blik. En groep B, de wetteloze tweewielers, de fietsers. Diegenen die elke situatie in hun voordeel uitleggen en voorrang nemen.
En ik weet zeker dat groep A, groep B niet ziet en dat groep B, groep A niet wil zien. En dan is er natuurlijk nog een kleine groep. Noem het groep C, waar ik deel van uit maak. Die verkeersdeelnemers wantrouwen alle andere en gaan ervan uit dat ze nooit gezien worden.

Er zijn van die dagen dat het lijkt of niemand mij ziet, ben ik dan echt zo onzichtbaar?
Soms ben ik zo in mezelf gekeerd, dat het lijkt of ik niet aanwezig ben in de fysieke leefomgeving. Ik heb uit de werken van de grondlegger van de haptonomie, Frans Veldman, geleerd dat ik naast mijn reuk -, gehoor – en gezichtsvermogen ook een haptonomisch vermogen heb. Het is een uitbreiding van mijn eigen tastgevoel in de ruimte. Ik denk dan aan die keren dat ik in de stad loop en mensen tegen me aan botsen of juist die keren dat ik door de stad loop en iedereen naar me lacht of me groet. Ik kan het bewust inzetten. Ik heb het vermogen om mijn tastgevoel naar binnen te richten of juist naar buiten. In zijn publicatie ‘Tasten naar zinvol contact (1977)’ is hij op zoek gegaan naar de naar binnen of naar buiten gerichte gemoedstoestand en het psychische en fysieke draagvermogen.
Wie weet had ik gisteren een naar binnen gericht tastgevoel en konden groep A weggebruikers me ook echt niet zien?

Toch heb ik vannacht nog even liggen woelen in bed en wat ideeën op papier gezet om de onveiligheid van rotondes te verbeteren voor fietsers. Je zou bijvoorbeeld dromedarisbulten net voor het plein kunnen aanleggen. Ik ken ze uit Abu Dhabi, het Midden-Oosten, waar de auto’s nog harder op rotondes en kruisingen afrijden dan hier in Nederland. Er zijn daar zelfs bulten waarbij een iets te volgeladen auto, schuin de hindernis moet nemen opdat hij niet met twee wielen van de grond tot stilstand wordt gebracht. Wat ook zou kunnen is een detectielus in de weg. Zodra een fietser daaroverheen rijdt, gaan alle alarmbellen aan.

Waarschijnlijk veel te dure oplossingen voor zoiets simpels. Als ik dan toch zo graag gezien wil worden, zal ik voortaan mijn energie naar buiten richten en als een vrolijke verkeersdeelnemer door ons prachtige dorpje fietsen.