Alle berichten van Fweijer

Reizen naar Riga

OverdektemarktRiga

Geroezemoes, het monotone geluid van de airco. De knieën dichtgedrukt tegen de stoel voor me. Het vooruitzicht is mooi, het uitzicht vast ook, maar ik zit aan het gangpad. De Airbus A320 volgt de geplande tijden van de reis. Riga voorspelt 20 graden en volle zon. Een hogedruk gebied heerst al een week op de plek waar ik 4 dagen mag vertoeven. Ik heb gelezen van de oude Sovjet tijd. De rijke avant-garde trok naar Riga en naar de kustgebieden, om uitgebreid te relaxen, te badderen, hun lichaam te helen. Ik geef me eraan over. Wandelen door de stad, terrasjes, parken. Eventueel een enkele winkel, maar zoveel mogelijk ontspannen. 
Er zitten Letten naast me, ik hoor ze praten en kom al in de Baltische sfeer. De vrouw zit Lets te kruiswoordpuzzelen en de man af en toe Lets te slapen.

Een ultra-moderne bus transfereert ons naar het oude stadsgedeelte van Riga. We rijden door een country en western buitenwijk, houten huizen in de vorm van een saloon, een open pretpark in de grootste stad van de Baltische staten.
We naderen de oude stad. Trolleybussen, oude trams, grijze, grauwe statige huizen. Het eerste kasteel van Riga aan de Daugava, het domein van de Letse president. Zieken – en brandweerwagens racen met veel geluid langs ons. Het hotel ligt tegenover de oudste – en grootste overdekte markt van Europa. Hallen vol vissen, stukken vlees, fruit en groenten en ….. snoepjes. 

Workshop creatief schrijven

Maandvhschrijven

Twee middagen workshop met als onderwerp creatief schrijven zitten erop. Schrijfster Jacobina Kunnen heeft ons tips gegeven, heeft ons uitgedaagd buiten de kaders te denken en te schrijven. 
Een pijp, een vodje papier, een sprookje met ei, 10 kg aardappelen, de zon die boven de dijk opkomt, een spin die jongleert in het dierencircus, een vis die zit te mensen, een verslag van een muziekfestival in Engeland. Genoeg fantasie voor beginnende schrijvers.
Een gastblogger Ronella Moser heeft het voor de stadsbibliotheek van Den Bosch in haar woorden beschreven:

Horen, zien en schrijven

Het is vol in de Bovenkamer van de bieb. En niks geen duffe typemiepen en suffe penmeneren, nee de zolder is gevuld met gedreven en bevlogen auteurs in wording. Ieder zit daar met hun eigen wens en aanverwante schrijfaspiratie. Er is niemand die zegt: ‘Ik zit hier, nou gewoon weetje wel, gewoon.., omdat ik het gewoon leuk vind, weetje wel. Lijkt me wel leuk om een keer een boek te schrijven…’

Signorinas en snuiters, een met sjaal wit en blauw geblokt, er is een geruite blouse met korte mouwen en ook een meneer die zijn glanzende groene jas heeft aangehouden. Die laatste heeft een pijp en is best jong zonder baard en snor, maar dat terzijde. Ruimte innemend of timide, een lekker mokkel met bruine lange haren, sjieke mevrouw met knot, student, en ook een reiziger met sportief jackie en gedegen gymschoenen die van alles overkomt. Zwijgzame informatieslurpers tegenover gedachtendelers.
En ze willen niet zomaar iets, ze schrijven en willen vooruit! Liedteksten en levensverhalen voor op begrafenissen, in dagboeken, kinderverhalen, recensies, gewoon korte stukjes, post feministische fictie, columns en poëzie.

Allemaal hebben ze gemeen dat ze stuiten op de berg die ze voor zich zien. En workshopleider Jacobina weet de steenmassa te vergruizen tot kiezels, die je één voor één kunt oprapen. ‘Je moet vast zitten om verder te kunnen!’ Voor mijzelf ook herkenbaar, ik zit regelmatig vast, het zogenaamde writersblok, ik los dat op met het innemen van een chocoladeblok, mijn ultieme indirecte schrijfmoment.

Het indirecte schrijfmoment, het is de auteurs een opluchting dat dat bestaat. Niet alleen achter je pen en papier zitten is dus schrijver zijn. Onderweg zijn en signaleren, luisteren, inademen en soms juist liever heel hard uit-, en betasten. Met moed in overvloed en energie. Het is vol in de bovenkamer van de cursisten.

http://www.bibliotheekdenbosch.nl/activiteiten/gastblog/3224-workshop-creatief-schrijven-door-jacobina-kunnen

Eeuwige jeugd

Graal

Wat was mijn moeder kwaad. Met een ferme veeg van haar arm, smeet ze alle tinnen borden en bekers in één keer van de tafel. “Zo kan ik toch nooit een gezin groot brengen”, schreeuwde ze. “Ze hebben verdorie de hele avond maar 1 karaf wijn besteld en 1 brood. En fooi zat er al helemaal niet in.” Het geluid van het kletterende servies klonk nog na in mijn oren, net als de stem van mijn moeder. Een groep van dertien mannen had vanavond in onze herberg een maaltijd gebruikt. Bij het weggaan zag ik woede, schok en verdriet in de ogen van de mannen. Eén van de mannen keek mij een ogenblik kalm en vredig aan, een blik die tot diep in mijn ziel voelbaar was.
Nu bijna tweeduizend jaar later staat dat moment nog helder voor mijn ogen. Ik was een kleine jongen. Later op de avond heb ik de borden en bekers opgeruimd. Eén beker viel me op in het flakkerende kaarslicht. Het leek of de beker was bezet met robijnen en diamanten, hoe ik de beker ook draaide, de edelstenen weerkaatsten het kaarslicht in scherpe flitsen op mijn ogen. Die beker heb ik stiekem mee naar huis genomen en pas jaren later zijn geheim ontdekt.

In het begin was het heel speciaal. Een leven dat niet zou eindigen. Oneindig doorleven, de dood zou geen speler zijn in mijn leven. Ik kon lachen om de mensen die op zoek waren naar het eeuwige leven. Ik speelde mijn rol in al hun verhalen. Gaandeweg de eeuwen kwam ik erachter dat ik de ander niet kon vertrouwen. Dat mensen hebzuchtig en afgunstig zijn. Ik heb vrouwen gehad die probeerden achter mijn geheim te komen. Ik heb ze als heks zien branden, niemand die hen wou geloven en ik, ik zei niets. Vrienden die de beker wilden stelen heb ik moeten vermoorden. Mensen van wie ik hield gingen dood en ik werd steeds eenzamer in een eindeloos leven.
 

Verleden week heb ik de knoop doorgehakt. Er was een tafel gereserveerd voor een gezelschap van dertien mannen. De organisator van de maaltijd was al wat eerder komen kijken of alles in orde was. Het was een aimabele man, met lange haren en bruine ogen. Hij keek me aan met een blik die tot diep in mijn ziel voelbaar was en hij knikte. Vanaf dat moment wist ik dat het goed was en zette mijn speciale beker aan de rechterzijde van zijn bord. Op de tafel had ik één karaf wijn en één brood neergezet. Ondertussen waren zijn vrienden de ruimte binnen gekomen en gaan aanzitten aan de tafel. Alles was klaar voor het laatste avondmaal.

Bij het verlaten van de kamer keek ik nog één keer naar de tafel. De mannen zaten met elkaar te praten. Ik keek nog één keer naar mijn beker en draaide me toen resoluut om en sloot de deur.

Groot Zieken Gasthuis

Gzg

De gevel trekt mijn aandacht. Ik moet denken aan een aantal jaren geleden.

De telefoon verstoorde de stilte in huis. “Het gaat niet goed met Robbert”, klonk het door de hoorn. ” Hij heeft een hersenbloeding gehad en ligt nu in het GZG”. Het bericht zette mijn leven in één klap even stil. Alles wat zo gewoon was, veranderde door zo’n telefoontje.
Robbert kende ik al vanaf mijn jeugd. Hij had een verstandelijke beperking, een lichte beperking. Hij had een appartement gehuurd, maar leefde zoveel mogelijk bij zijn moeder. En zo had hij zijn leven aardig op orde. Een paar keer in het jaar ontmoetten we elkaar. In de middag gingen we een eindje fietsen of wandelen en daarna op tijd uit eten zodat hij niet in het donker naar huis hoefde.

En nu lag hij in het ziekenhuis. De volgende na het telefoontje ging ik in mijn middagpauze naar zijn kamer. In de gang hoorde ik de klompen van de verpleegsters klepperen, en verder was het stil, helemaal stil. Hij lag alleen. Hij ademde wel, hoorde ik als ik dichtbij hem kwam. Hij lag in coma. Ze wisten niet wanneer hij eruit zou komen en wat er voor beschadiging achter zou blijven. Een lichte rilling liep over mijn rug. 
De volgende dagen zocht ik hem op. Ik praatte tegen hem. Ik praatte met zijn moeder. Ik hing een kaartje achter zijn bed, voor het geval hij bijkwam. 
Na een aantal dagen kwam hij weer terug in ons leven. Hij had geen idee wat er was gebeurd. Angst overheerste zijn leven in die ziekenhuiskamer. Hij praatte met me, heel soms fluisterde hij als hij naar me luisterde, de andere momenten schreeuwde hij. Als de zuster hem even moest helpen, wachtte ik op de gang en hoorde hem schreeuwen: “Foppe, Foppe helpt me, help me!”

Hij werd overgeplaatst naar een verzorgingstehuis en daar stierf hij op de dag van zijn verhuizing.

Hier denk ik aan als ik in Den Bosch loop en de oude ingang van het Groot Zieken Gasthuis zie. Het ziekenhuis is al weer even gesloten. Hoelang zal de gevel nog in het stadsbeeld staan om me te herinneren aan Robbert?

Bachelor Radboud Universiteit

Bachelor ru

We komen aan bij een groot gebouw, via een achteringang, lopen we ineens in een lange stille gang met aan weerszijden deuren die verwijzen naar laboratoria, musea en studieruimten. Kleine groepjes studenten staan met elkaar te smoezen. Als we ze naderen gaan ze aan de kant of verdwijnen achter de deuren naar een andere wereld. We komen steeds dichter bij de ruimte waar het allemaal gaat gebeuren. 
 
Voor een nauwkeurig observant, zoals jij en ik, kunnen we een vergelijking maken met een ons welbekend volk. Het bijen volk. Door een smalle opening komen we in de raat, de collegezaal. In deze zaal zit de imme in nette rijen te wachten op hun Koninging. Het is een gegons aan geluid, werkbijen met hun familie of vrienden, waarbij het geluid verstomd als de moer het woord neemt.
Één voor één komen de biomedische werksters en – darren over de twee grote trappen naar beneden om haar een hand te geven en het bachelorgetuigschift in ontvangst te nemen. Ook onze hardwerkende dar loopt de trap af, schudt de handen en komt weer terug naar zijn trotse ouders.

Na afloop wordt elke aanwezige bezige bij beloond met een beetje nectar in de grote ontmoetingszaal. Daarna vliegen ze uit, want de komende jaren is er nog veel te doen om uiteindelijk het Master of Science diploma te mogen ophalen bij de Rector Magnificus.

Het bushokje

Bushokje

Door de regen loop ik naar het bushokje. Een sketch uit Jiskefet schiet door mijn hoofd.
‘Ik stond laatst op de bus te wachten, zegt die chauffeur, hé knul kom daar eens snel vanaf. Gehgehgeh’.

Er staat een gedistingeerde oude vrouw met een oude handkoffer in de abri. Zo’n koffer die je in een vliegtuig nog net als handbagage mag meenemen. De grijze haren van de vrouw hangen als dunne strengetjes draad langs haar gezicht. Het regent al de hele ochtend. Ze is doorweekt. Ze heeft te dunne kleding aan voor dit weer. Maar toch staat ze fier rechtop en kijkt de wereld strijdvaardigheid in.
 
“Mijn man is altijd een lieve man geweest, voor mij en voor de kinderen”, zegt ze. “Altijd zorgzaam en opmerkzaam, niets was teveel voor hem.” De druppels beginnen bij haar grijze dophoed, glijden langs de draadjes op haar dunne grijze blazer, kruipen over de smalle rok en vallen van geringe hoogte uiteindelijk op de grond. De blauwe koffer staat als een sompige spons naast haar. Onder de koffer is een plas ontstaan uit meer dan één druppel.
Uit de koffer steekt aan de zijkant een stukje stof. Een beige stukje zoals de zondagse broek van mijn opa. De zoute zondagmiddag geur van kruidige groentesoep vulde de geurholtes in mijn hoofd, zette de speekselklieren aan tot overproductie. Mijn opa zat in de kamer met een sigaar in zijn mond te slapen. De as rolde over zijn bolle buik naar die beige pantalon. Brandde kleine gaatjes en schilderde bruine roestvlekken in die mooie stof.
 
“Maar de laatste tijd was hij veranderd”, zegt ze. “Hij sliep ‘s nachts niet meer, spookte door het huis, steeds op zoek, zei hij, naar zijn vrouw”. “Hij begon boos te worden en sloeg me”. Zacht begint ze te huilen. Ook in mijn ooghoek verschijnt een regendruppel, die warm en langzaam op mijn jas drupt. 
 
In de verte hoor ik het kreunende geluid van een zich door de regen moeizaam voortslepend voertuig.
“Wat had ik dán moeten doen?” vraagt ze. De vraag aan zichzelf stellend. “Ik heb altijd voor hem gezorgd.”
 
Met knarsende remmen komt het voertuig tot stilstand. De oude vrouw tilt de door de regen zwaar uitziende koffer met een speels gemak op en stapt in de bus. Ik staar wezenloos voor me uit, de deur van de bus sluit met een zucht. Het is alsof die zucht uit mijn lichaam ontsnapt. Een zucht die de pijn van mijn hart in mijn kaken doet ontwaken. Een pijn die de sluizen openzet. Een rivier van regendruppels komt uit mijn ooghoeken.
 
Ze zit rechtop en kijkt strak voor zich uit. Een oude vrouw in de bus. En ik?
Ik kijk verbouwereerd naar de helderrode plas op de plek waar haar koffer heeft gestaan.

<< opdracht workshop Creatief schrijven - stadsbibliotheek 's-Hertogenbosch >>

De piepende schoenen

Hardloopschoenen

Het lukt weer. Ik ben helemaal blij. Drie keer in de week trek ik mijn hardloopschoenen aan en maak een rondje door de wijk. Vandaag loop ik naar een groot grasveld. Het gras is nog nat in de vroege ochtend zon. Met een verende tred loop ik mijn minuten hard, genietend van de warme zonnestralen en de schaduw van de bomen.

Op de terugweg stop ik wat eerder met hard lopen en wandel de laatste minuten naar huis.
Bij de eerste stap hoor ik het al, een piepend geluid. Als mijn rechterschoen, om precies te zijn, de hak van mijn rechterschoen de grond raakt. Ik stamp een aantal keren hard op de grond. Het pasgemaaide, aan mijn schoenen vastgeplakte, gras vliegt in het rond. Maar het piepje blijft. Na een aantal meter besluit ik toch maar eens onder de schoen te kijken. Misschien is het een klein steentje die zich vastgebeten heeft in de zool van mijn schoen? Niets te zien dan alleen nog wat restjes gras.

Een eindje verderop staan tuinmannen te werken, hun radio schreeuwt popmuziek de wereld in. Als ik er langsloop, merk ik dat ik op maat van de muziek, mijn stappen kan zetten, het piepje ondersteunt het ritme van het liedje.

Ik ben bijna thuis. Ik hoor een auto claxonneren en juist op dat moment verspringt het piepje naar mijn linkerschoen. Hoe ik mijn voeten ook neerzet het piepje rechts is weg en links overduidelijk aanwezig.

Mijn besluit is genomen. Vanaf nu zal ik nooit meer wandelen als ik ga hardlopen.

Gerwin vertrekt naar Zuid-Afrika

Uwezo

Het is weekend. Tijd om een stukje te schrijven over een positief artikel uit de krant. Vol enthousiasme begin ik de Volkskrant door te nemen. Bladzijde na bladzijde sla ik om. Een advertentie over een middel waarmee je slank kan worden is het enige positieve dat ik eruit kon halen. Als het werkt, kan ik me voorstellen dat er mensen zijn die hiermee geholpen zijn.
Misschien als ik de artikelen over AirBnB en de arbeidsplaatsen bij webwinkels nog eens lees, dat ik er positieve aspecten van deze tijd uit kan halen.

‘S middag zwaaien we een vriend van me uit. Gerwin vertrekt naar Zuid-Afrika. Gerwin heeft een droom. Gerwin heeft op heel veel momenten in zijn leven dromen. De artsen dachten dat hij niet levensvatbaar was toen hij geboren werd. Gerwin dacht er anders over. Hij leeft, hij overleeft met een spasme. Zijn omgeving dacht dat hij nooit zou kunnen lopen, ze dachten dat hij niet kon fietsen, niet kon werken, niet kon motor rijden. En Gerwin dacht daar steeds anders over.
Hij heeft ideeën in zijn hoofd, droomt erover en durf zijn dromen ook waar te maken. Natuurlijk valt dat niet mee, hij is regelmatig gevallen met de fiets, van alles gebroken. Ook met de motor, van alles gebroken. En toch staat hij steeds weer op.

Drie jaar geleden kwam de droom om naar zuid Afrika te reizen op de motor. De afgelopen jaren heeft hij dit uitgewerkt. En nu vertrekthij samen met Aschwin (ook lichamelijk beperkt) en zijn vriendin Doeschka, René zijn grote vriend en zijn vriendin Willemien. Met zijn vijfen. Ze zamelen geldt in voor het Liliana fonds, het fonds dat zich bezig houdt met kinderen met een beperking in ontwikkelingslanden. Ze bezoeken ook een aantal projecten in Afrika.
Tranen staan in mijn ogen op het moment dat hij zijn motor start en wegrijdt in een stoet van motoren die hem begeleiden naar de Duitse grens. Het lef dat hij heeft, de stap die hij echt zet, niet alleen uitspreken, maar ook doen, maakt zoveel los. Natuurlijk weet ik niet waar dit eindigt, zie ik hem over een half jaar weer terug? Geen idee. We hopen straks met een goed glas wijn en tiramisu als desert, terug te kunnen kijken op zijn werkelijke droom. Maar bij elke stap die je zet in het leven horen ook de onzekere kanten.

De kracht hebben om die onzekere kanten te overwinnen en de uitdaging aan te gaan, dat is het positieve nieuws dat ik vandaag heb gevonden. Niet uit de krant maar gewoon aan de andere kant van onze voordeur.

<< www.uwezo.nl >>

Het dode Arnhemse paard

Ik stap in Arnhem uit de trein. Via de loopbrug kom ik op de Amsterdamseweg. De eerste herinneringen komen weer boven. Een week geen verantwoording voelen, helemaal alleen, alleen zorgen voor jezelf. Een heerlijk gevoel van een week lang sporten, lezen, luieren en lekker eten. 

De weg loopt langzaam omhoog, een brede verkeersweg met weinig verkeer. Het is zomervakantie en iedereen zit in het buitenland. Voor mij voelt dít als buitenland. De lucht is warm, de mussen zitten achter elkaar aan, een enkele voetganger en fietser.
Ik weet nog dat ik jaren geleden aankwam met mijn rugzak en racefiets. Een week sporten op Papendal. ’s Morgens een wandeling, ontbijten en daarna een korte duurloop. Rusten, boek lezen en middag eten. In de middag een interval training, gebruik maken van de heuveltjes in de buurt. Een avond maaltijd in het Italiaanse restaurant en daarna nog een lange wandeling.

Links zie ik nu de Heyenoordseweg. Ik moet denken aan het boek van Herman Koch – Eindelijk oorlog. ‘Op de eerste dag van de Slag om Arnhem klom een twintigtal inwoners van Lombok op een door een paard voortgetrokken boerenkar met de bedoeling om het snel naderende oorlogsgeweld te ontvluchten. Maar ze kwamen niet verder dan de Heyenoordseweg. ………. Het verhaal eindigde altijd hetzelfde. Namelijk dat twee weken later het dode paard nog altijd bovenaan de Heyenoordseweg lag. ‘

Ik wandel door, naar de Dreijenseweg. Hier op het hoekje ligt het Italiaanse restaurant. Via de achterkant kom ik op de Sportlaan. Een laan met hoge bomen, links de wijde velden en rechts struiken en bomen. Dit is de laan waarop ik ben aangevallen door een buizerd. Het waaide die dag hard en het was regenachtig. Ik had een geel windjack aan. Ineens voelde ik een harde klap op mijn hoofd. Ik keek om naar de grond. Had verwacht daar een dikke tak uit de boom te zien liggen. Uit mijn ooghoeken zag ik een zwarte vlek steeds groter worden. Het kwam razend snel op me af. Ik liet me op de grond vallen en zag een buizerd net over me heen wegscheren. Ik zette het op een lopen, een enorm snelle sprint tot onder de bomen op het terrein van Papendal. Toen pas durfde ik weer om te kijken en zag ik de grote vogel heel klein en hoog in de lucht zweven.

Ik sla net voor het terrein van Papendal links af naar de abdij Koningsoord. In deze bossen heb ik veel hardgelopen. Nu is het gedeeltelijk afgesloten en privé gebied geworden. In dit bos, op het hoogste punt, staat een Maria kapelletje. Het kapelletje waar ik voor mijn atletiek trainersexamens steeds kwam om even mijn rust te vinden. Ze staat er nog steeds en ik neem even de tijd om gewoon rustig te zijn.

Via dit bos kom ik weer op de Dreijenseweg en loop in de richting van Oosterbeek.
Over de Utrechtseweg daal ik af naar Arnhem. Aan de overkant van de Nederrijn zie ik het natuurgebied waar ik tijdens de Bridge to Bridge loop ooit doorheen ben gelopen. En in de verte de brug die er één te ver was.

Camadou in concert

Camadou

Het is al een uurtje donker als we in de boot stappen. Zonder veel geluid te maken varen we onder de huizen van Den Bosch door. Af en toe vliegt een nog hongerige vleermuis om onze oren.

We zijn op weg naar een Canadeze Franstalige zangeres, die een aantal chansons voor ons zal zingen. Een geschiedenis kenner is onze gids. Hij vertelt over de stad, over de Fransen, over de bijzondere huizen aan de binnendieze. Over het werk van de mannen die de onderdoorgangen hebben moeten verstevigen in een tijd dat de binnendieze nog een open riool was. 

In gedachten verplaats ik me in de tijd rond 1800. De Fransen hebben de stad overmeesterd, de zuid Willemsvaart wordt aangelegd, houten huizen worden vervangen door stenen huizen, de bakker heeft zijn bakkerij nog op de hoek van de straat, zodat bij een eventuele brand, de brandweer snel ter plekke kan zijn. 
In het donker lijkt het of we in de verte een boot voor ons zien. Schimmen van mannen halen huiden uit een boot en geven die door een gat onder het gebouw van de leerlooierij aan aan de leerlooier. Buiten de stadsmuren hoor je de vijand hun geweren leegschieten. Eerst hoor ik een enkel schot, maar gaandeweg wordt het schieten heviger.

Ik schrik weer wakker en zie dat het is gaan regen, op de paraplu vallen steeds grotere druppels in een steeds sneller tempo. Op het ritme van de regen zingt Carole Marie Doucet haar chansons, samen met Dasha Beltiukova (dwarsfluit) en Hans van Gelderen (akoestisch gitaar).

<< www.muziekopdebinnendieze.nl >>