Een fabelachtig sprookje

Bosbeekje

Er was eens ……. en ze leefden nog lang en gelukkig. En zo zal het altijd blijven. Een zedenles voor iedereen die het wil horen. En wee diegene die het moraal van het verhaal niet ter harte neemt. 
Veel lees plezier!

In een bos hier niet ver vandaan woont een meisje met haar vader en moeder. Het meisje heet Esmeralda. Haar vader is houthakker in het bos. Elke dag gaat hij fluitend naar zijn werk.
Op een dag heeft hij zijn brood vergeten mee te nemen.
“Esmaralda wil jij deze boterhammen naar je vader brengen?”
“Natuurlijk mama”, zegt Esmeralda.
Heerlijk, denkt ze. Even lekker een eindje door het bos lopen en dan bij papa kijken hoe hij het hout hakt. Dat is altijd lachen. Hij hakt namelijk zo snel en hard dat de stukken hout om zijn oren vliegen.
“Mama,” vraagt Esmeralda, “is het goed dat Boris ook met me mee gaat?”
Boris is de hond van Esmeralda en die staat al te springen bij de deur.
“Dat is goed,” lacht mama. “Met Boris bij je, kan je vast niet verdwalen.”
 
Esmeralda kent het bos op haar duimpje en met Boris erbij is het nog leuker.
“Whaf, zullen we langs het beekje lopen?”
“Oké, maar ik heb wel mijn goede kleren aan, die mogen echt niet vies worden,” zegt Esmeralda.
Als ze nog maar een klein stukje weg zijn, horen ze Karel de Kraai.
“O nee,” zegt Esmeralda, “daar komt die lastpost weer aan”.
“Krraa,” zegt Karel de kraai. “Ik ben geen lastpost, ik kom je vandaag alleen maar helpen. Wat heb je daar bij je?”
“Brood voor papa en voor niemand anders,” zegt Esmeralda.
Ze kent Karel wel een beetje, die heeft altijd honger.
“Krrood, mmm lekker”.
“Nee, brood zei ik”.
“Juist, krrood,” krast Karel de kraai.
 
“Krraa, misschien kan je me even helpen? Mijn nestje is uit de boom gevallen en ligt in het water van de beek. Kan jij dat met een tak even uit het water halen en weer in de boom leggen, krraa?”
Esmeralda is een meisje dat altijd anderen helpt.
“Natuurlijk zal ik je helpen,” zegt ze.
Ze doet haar mooie jasje uit, legt de boterhammen op de jas en vraagt of Boris even een grote tak wil zoeken. Dat wil Boris wel. Hij vindt de grootste tak die hij kan vinden.
Heel voorzichtig loopt Esmeralda naar de waterkant. Het is een beetje glad en modderig. Ze mag haar kleren niet vies maken had mama gezegd. Ze doet nog een klein stapje. Haar schoen raakt het water net niet. Nu buigt ze zich voorover. Met de tak in haar handen probeert ze het nestje te raken. Ze moet nog iets verder buigen. Ze ziet niet dat haar schoen een klein beetje uitglijdt en in het water terecht komt. Ze voelt en ziet niets. Ze ziet alleen maar het nestje en de punt van haar tak. Met haar tong een klein beetje uit haar mond, kan ze het nestje net raken. Het lukt, het lukt en ze trekt het nestje naar zich toe.
 
“Het is gelukt,” roept ze.
“Kraa, krrood lekker,” kraait Karel.
Esmeralda ziet dat de kraai het zakje met boterhammen voor papa in zijn snavel heeft.
O nee, denkt ze. Ze ziet nu ook haar vieze schoen. Zelfs haar sok is nat en zit vol met modder. Wat zal mama boos zijn. Papa’s boterhammen weg en haar kleren helemaal vies.
 
Net als Karel de Kraai wil wegvliegen met de boterhammen roept Esmeralda: “Kijk, daar is je moeder.” 
Karel de kraai kijkt om en op dat moment pakt Esmeralda de boterhammen van Karel af.
Boris blaft nog heel hard: “Afblijven vervelende vogel.” En Karel vliegt van schrik weg in een boom. Zonder de boterhammen.
In de boom zit Karel de Kraai zacht te krassen
“O, wat ben ik toch een dommerd, kraa. Nu heb ik geen nestje en geen krrood”.
 
Esmeralda en Boris lopen snel door naar papa. En als ze hem gevonden hebben, vertellen ze het hele verhaal.
Papa moet wel lachen om die gekke Karel de Kraai. Hij geeft Boris een stukje van zijn boterham. Esmeralda krijgt een hele boterham en papa zegt dat hij de natte voet van Esmeralda helemaal niet erg vindt.