Categoriearchief: Column

Column

Er is altijd hoop

11 November is het Wapenstilstandsdag. Deze dag is bedoeld om te worden gewijd aan het nastreven van mondiale vrede. We gedenken bij de zuil met namen van hen die in de eerste en tweede wereldoorlog omkwamen.

**************
Er is altijd hoop

Ze zijn dood, de jongens uit het dorp
Net als hun vaders en hun opa’s

Ze hebben verdriet gehad
De vriendinnen, de moeders en de oma’s

En dat alles omdat we liefhebben
Onze vrijheid, ons land, onze familie

En iedere dag gebeurt het
Ja, ook in ons
Willen we meer, worden we boos
Jaloers en gemeen

Hoe moeilijk is het toch
Om ons ego te stoppen
En de ander als onszelf te zien

Vandaag herdenken we
Omdat ze dood zijn
Maar vooral omdat we hoop hebben
Dat we ooit de ander liefhebben als onszelf

In mijn beste Frans

Venster schrijfheiligdom

Het moet nog vroeg zijn, want normaal gesproken hoor ik de eerste tractor voorbij rijden als ik nog in bed lig. En nu zie ik hem als ik door het raam van mijn schrijfheiligdom naar buiten kijk. Het geluid van deze landbouwmachine hoorde ik al eerder dan ik de trekker zag. Hij komt met een vaart uit het dal en volgt de slingerende weg omhoog tot ons gehuchtje. Net daarvoor daalt hij nog een stuk om vaart te zetten voor het laatste gedeelte omhoog tot de plek waar twee wegen elkaar kruisen.
Het is Jean-Claude achter het enorme stuur. Hij zwaait naar me. Gisteren stopte hij zijn tractor nog voor ons huis, midden op de weg, om even te praten over allerlei medische problemen in zijn leven. Ik heb er niet veel van onthouden, omdat ik steeds bezig was om te kijken of er auto’s aankwamen die er niet door zouden kunnen omdat wij hier stonden te praten. Een plaatsvervangend schuldgevoel waar ik wel vaker last van heb. Maar er kwam geen enkele wagen, misschien omdat ons gehuchtje het meest rustige is van Frankrijk.
Het enige dat me van zijn verhaal wel is bijgebleven is, dat zijn arm tien jaar geleden van zijn romp was gescheurd en er door de arts in Dijon weer aangenaaid is of heb ik hem verkeerd begrepen en zijn woorden verkeerd vertaald? De volgende keer zal ik hem er, in mijn beste Frans, nog eens naar vragen.

Ontdekking in het kasteel

Uitstapje
Ontdekking in het kasteel

Mijn oog valt er gewoon op.
Zodra ik Le Journal du Centre opensla, de krant voor het nieuws van Centraal Frankrijk.
Een groepsreis voor gepensioneerden naar een kasteel.
Zo’n berichtje zou ook in een Nederlandse krant niet misstaan.
De gepensioneerden van mijn oud-werkgever bijvoorbeeld, gingen ieder jaar een dag op uitstapje.
Eerlijk gezegd geen idee waarheen.
Maar ze kregen wel een snoepzak mee voor in de bus, dat heb ik dan wel onthouden.

Hier gaat de groepsreis dit jaar naar le château Savigny-lès-Beaune en zijn negen thema musea.
Ik ben nog jong, maar officieel wel gepensioneerd.
En ik woon sinds een aantal maanden in het midden van dit land.
Dus ik zou me kunnen opgeven.
Voor een groepsreis met een lunch die de smaakpapillen streelt.

Maar wat ik eigenlijk stiekem veel leuker vind,
is een groepsreis voor gepensioneerden naar het Noorderliefde Festival of het Festival du Paradis.
Daar waar je tien uur lang uit je dak gaat met DJ Pilule.
Gesponsord door de GHB producent, Grand Halluciner Bricoler.
Ik denk dat ik nog lang moet wachten op zo’n uitnodiging.
En dat wij gepensioneerden ons nog jaren tevreden moeten stellen,
met een busreisje naar een kasteel met negen musea en een maaltijd.

Of zal ik toch eens contact opnemen met mevrouw Perrot en mijn ruige voorstel op tafel leggen?
Want er moet toch ooit een generatie ouderen komen die nog steeds alle festivals aflopen.
En hun middagmaal nuttigen bij een foodtruck.

 

En nu is het genoeg

Lac de Panneciere
Lac de Pannecière – Stuwmeer in de Morvan – Frankrijk

Er wordt niet meer gelekt.
Ik heb het over ons stuwmeer.
Sinds een half jaar woon ik vlakbij Lac de Pannecière in Frankrijk.
Een schitterend stuwmeer dat in de jaren 50 van de vorige eeuw is aangelegd voor elektriciteit en drinkwater.
En als we water overhebben, schenken we dat aan de stad Parijs.

Eigenlijk wilde ik het hebben over het lekken van informatie bij onze regering en dan bedoel ik de regering van Nederland. Daar lekt de informatie alsof de stuw van Pannecière vol is opengezet.
Eerlijk gezegd is me dat de laatste jaren behoorlijk gaan irriteren en ik krijg er geen vinger achter wie hier garen mee spint. Wie wint er door die informatie eerder te verspreiden: de media, de ministers, de woordvoerders?
Ik kan er over speculeren, maar ik sluit liever niet aan bij de rij malloten die meningen spuien op het internet.

Nee, dit stukje gaat over Lac de Pannecière, dat eens in de tien of elf jaar wordt geleegd.
De sluis in de stuwdam wordt dan opengezet, zodat er de mogelijkheid is om reparaties aan de stuw uit te voeren en de bodem van het meer schoon te maken.
Want uiteindelijk is dit het water waar we met zijn allen van moeten drinken en willen we ook achter de stuw veilig kunnen wonen.

Op dit moment is er genoeg water uit het meer naar Parijs gestroomd, de grond is schoongemaakt en de stuw heeft een opknapper gekregen.
Er wordt geen water meer gelekt en het meer mag weer volstromen.

En nu is het genoeg
Er wordt niet meer gelekt.

En dat valt me ook op bij onze demissionaire regering.
Er wordt hoegenaamd geen informatie meer gelekt over het samenstellen van een nieuwe regering, waar ze al meer dan 250 dagen over doen.
Blijkbaar is hier de informatiesluis dichtgezet.
Misschien een teken dat een nieuw kabinet volstroomt, met plannen en uitvoering.
Met mensen die verantwoordelijk zijn voor zorg, handhaving, onderwijs, industrie, landbouw, wonen.

En Nederland wordt weer geleid.

Levend leven

Kop in het bos
Een kop in het bos

Levend leven

Leef zoals je altijd hebt gedaan,
zie wat er gebeurt en pas je aan.
Aanpassen aan omstandigheden zonder dat je afhaakt,
is wat leven zo levend maakt.
Ik laat me niet gek maken door al het gezeur en gemauw,
ik leef volgens de regels
voor mij en voor jou

High five

Pleintje

Ze spelen al weken met elkaar. De jongen met de lange benen en die met de korte. Iedere middag zoeken ze elkaar op, op het pleintje voor ons huis. Het is zo’n pleintje, dat normaal gesproken vol met spelende kinderen is, maar nu even niet. Een pleintje met een betonnen tafeltennistafel en een paal met bord en basket.

‘Oké, jij begint en ik win,’ roept de lange benen jongen.

Veel gepingpongd wordt er niet op de tafel, er worden eerder hutten onder gebouwd of het wordt gebruikt om op te staan en te wennen aan het later groot zijn.

‘Kom maar op, probeer het maar,’ zegt de kleine.

Nu moet je weten dat de basketpaal met de basket gewoon op grote mensen wedstrijdhoogte hangt, voor de meeste kinderen hier in de buurt een onmogelijkheid om überhaupt het bord te raken met een bal.

De kleine dribbelt met de bal, laag bij de grond. Lastig voor de lange om de bal aan te raken. Als hij door zijn knieën gaat, is de kleine watervlug langs hem gesneld. Een harde knal, gekletter en een luide schreeuw is het gevolg.

‘Yes, punt voor mij.’

Omdat de basket te hoog hangt hebben de jongens een houten plank gemaakt met daarop een zwarte cirkel en een rode punt in het midden. Deze plank staat tegen de paal en maakt bij elk punt dat gescoord wordt, een draai en klettert tegen de trottoirtegels.

De twee geven elkaar een high five, zonder elkaar aan te raken. Zo van de afstand waarop ik er naar kijk kan het goed anderhalve meter zijn. Een beweging in de lucht, zonder aanraking. Tja, de corona-crisistijd, ze hebben het goed in hun oren geknoopt.

De lange neemt nu de bal uit en houdt de kleine met een gestrekte arm van zich af. Je kan echt zien dat het hun sport is, ze zijn bedreven.

Regelmatig is de harde knal, het gekletter en het gejuich te horen als de plank geraakt wordt. En als ik vanuit mijn quarantaine ruimte uit het raam kijk, zie ik ze elkaar een high – en soms een low five geven. In de lucht.

Aan het eind van de middag lopen ze naast elkaar het pleintje af, met de armen om elkaars schouders. Zoals vrienden lopen.

Amper vier minuten

Treinstation Vught

Het is tijdens een treinrit, kort voor het Coronavirus Nederland in beslag neemt. Een rit van amper vier minuten. Het zou sneller kunnen, maar een flauwe bocht zorgt ervoor dat we niet in een rechte lijn reizen. Ik ben nog net op tijd voor de sprinter van Den Bosch naar Vught en zoek een leeg plekje, voor de deuren piepen en sluiten.

Dat hebben we samen ook een keer gehad mam, weet je nog. Ik had mijn eindexamen gedaan en als beloning nam je me mee naar Amsterdam. Jij was zoveel jonger. En net als nu haalden we de trein op het laatste nippertje.

Ik ben verbaasd over hoeveel mensen er in de coupé zitten. Het zijn vooral studenten. Toch vind ik nog een plekje schuin tegenover een meisje met oortjes in haar oren. Haar mond is net zo recht als het potlood dat ze in haar hand heeft en haar wenkbrauwen zijn smal. Af en toe prikt ze met de achterkant van het schrijfstokje in haar wang, zodat er aan beide zijde van haar gezicht kuiltjes ontstaan. Als ze niet in haar wang drukt, maakt ze aantekeningen en wordt haar huid weer strak. Blijkbaar moet er veel gedacht worden voor er iets geschreven wordt en verschijnen de kuiltjes regelmatig.

Waarom ik uitgerekend nu aan jou en papa moet denken weet ik niet. Misschien is het door dit ijverige meisje? Want hoe vaak hebben jullie me niet verteld, dat ik een diploma moest halen en werk moest zoeken. Om zo alle dingen te bereiken voor een fijn leven.

Achter het meisje zitten twee jongens. Ze spreken tamelijk hard, maar de oortjes doen hun werk goed en ze luistert en schrijft aandachtig zonder zich om de wereld en de jongens te bekommeren. Ik buig me licht voorover. Ik zie notenbalken op het papier. Haar potlood raakt iedere noot afzonderlijk aan, alsof ze geteld moeten worden. ‘A letter from Charlie Bucket (musical)’, lees ik. IJverige, eerlijke Charlie ook wel Sjakie genaamd, van die chocoladefabriek.

Misschien komt het door het overlijden van papa, nu drie maanden geleden. Mijn ijverige papa die altijd bezig was, die aan een klus begon en niet stopte voor het af was. Als we even tijd maakten voor een koffiepauze, stond hij alweer naast zijn stoel voor ik mijn mok halfleeg had.

Het duurt maar vier minuten, de rit met de trein van Den Bosch naar Vught. Amper vier minuten waarin ik besef, dat ik papa enorm mis. De deuren piepen als waarschuwing voor ze open draaien.

Ik wrijf langs mijn ogen en knik voor ik opsta.
Ze glimlacht even. Er ontstaan ook kuiltjes zonder het potlood.

Een goed eikeltjes jaar

Eikeltjes

Toen ik de hoek van de Taalstraat en Marktveld omsloeg, zag ik waar het vandaan kwam. Vanaf restaurant De heer Kocken had ik op de dreun van een vette bas beat gelopen. En nu zag ik een kleine auto midden op de eenrichtingsweg staan. Het bestuurdersportier stond open en twee jongens met kei vette guns, dat is hier gewoon een ander woord voor armspieren, stonden op de weg. Het dreunende geluid dat uit het vehikel weerklonk, liet niet alleen de vogels opschrikken maar ook het bier in de glazen op de terrastafels opnieuw schuimen.

Het was slimmer en stukken sneller geweest als ik vanaf de parkeerplaats achter de oude bibliotheek rechtstreeks naar het Marktveld was gelopen. Het o zo gezellige Marktveld in het centrum van Vught, een plein met terrassen gescheiden van de bijbehorende café’s door een eenrichtingsweg.
Maar als kind had ik me aangewend om niet rechtstreeks op mijn doel af te lopen en als volwassene loop ik nog steeds het liefst een rondje in plaats van in een rechte lijn naar en van het doel. Het nazomerse weer nodigde daar ook toe uit.

Ik moest helaas wel vlak langs de auto lopen om mijn inkopen voor deze zaterdagmiddag te doen. Bij het passeren van de auto zag ik twee eikeltjes aan de binnenspiegel bewegen op hetzelfde ritme als de jongens die van hun ene op het andere been onrustig bewogen en hard met elkaar stonden te praten. Bij nader inzien bleken het twee kleine bokshandschoentjes te zijn.
‘Vanavond party bij ons in de tuin, me moeder heb zelf gezegd dat er wel eens wat reuring in de wijk mag komen,’ zei diegene met de meest glimmende, achterovergekamde haren.
Ik moest inwendig even lachen bij het gebruik van het woord reuring, blijkbaar eerder uitgesproken door de moeder en gereproduceerd door deze jongeman. Zou het voor hen de betekenis in de positieve zin van het woord hebben, die van een gezellige drukte. En wie bepaalt dan wat gezellig is? Of geldt hier de recht van de sterkste, diegene met de grootste mond, de zwaarste muziekinstallatie en de dikste spierbundels? Reuring betekent ook ‘onrust’ en dat was zeker wat ik nu ervaarde.

De mensen op het terras hielden hun glazen vast en keken van de auto naar de jongens, maar niemand durfde er iets van te zeggen. De luiken van het Gogelhuis, iets verderop in de straat, waren nog geopend en ik vroeg me af hoe Izaak Jan Alexander Gogel dat vroeger aangepakt zou hebben? Zou hij zijn huis uitgestormd zijn en de twee een draai om hun oren hebben gegeven? Of zou hij zich verschanst hebben achter de houten luiken van het witte pand. Op de eerste automobiel met verbrandingsmotor moest in zijn tijd nog zestig jaar gewacht worden, alsmede op elektriciteit, maar pummels van amper twintig jaar had je toen natuurlijk ook.

Ondertussen was de rij auto’s, achter de op en neer springende auto inclusief jongens, zo groot geworden dat er iemand uitstapte en naar de jongens riep.
‘Ja, ja, chill’m,’ schreeuwde de jongen met de sleutelbos in zijn handen over zijn schouder en vervolgde tegen zijn vriend, ‘zie je vanavond, Bro.’
Met brullende motor verliet de gast het plein en het gerstenat kreeg weer tijd om rustig dood te slaan in de glazen.

Voor de winkel draai ik me nog een keer om. Geen eikels of bokshandschoenen meer te zien, maar een plezante drukte. Reuring kan best gezellig zijn, voor iedereen.

De Vughtse waterput

Vughtse waterput

Je hebt vast weleens de waterpomp met bovenop een lantaarn zien staan in het midden van het dorpsplein op het Marktveld in Vught. Meer dan twee eeuwen geleden was de pomp een onderdeel van diverse voorzieningen voor de brandbestrijding. Een ander onderdeel van die brandbestrijding in het centrum van Vught is een waterput, die niet zo opvalt. Waarschijnlijk heb je ooit je fiets tegen het ronde muurtje gezet zonder je iets af te vragen. Ik in ieder geval wel, tot een week geleden.

Net als iedereen heb ook ik mijn vaste gewoontes. Zo wandel ik iedere ochtend door het centrum van Vught, ver voordat de winkeliers met hun rammelende sleutelbossen de deuren openen. Ik loop steeds hetzelfde rondje, ontmoet steeds dezelfde mensen met ook hun aanwensel tot houvast. Deze gewoonte is belangrijk voor me. Mijn brein hoeft zich nog niet in te spannen en ik kan de bespaarde mentale energie later gebruiken voor een bijzondere ontmoeting. Maar mijn routine kan ook zomaar verstoord worden. Zoals vanmorgen. Want haar was ik tot nu toe nog nooit tegengekomen.

Ze staat voorovergebogen, geleund met haar billen tegen de lage ronde muur van een eeuwenoude waterput. Ze ziet er oud uit, haar lichaam is kromgegroeid. Als ze rechtop had kunnen staan zou ze de monumentale Petruskerk aan de andere kant van de straat zien. Een oude vrouw met een zwarte strompelende kat. Een kat die, dan weer voor dan weer achter, onder haar rok tevoorschijn komt.
‘Gaat het goed met U?
Haar bovenlichaam zoekt links en rechts naar evenwicht.
‘Geen probleem, jongeman,’ kraakt haar stem, ‘gewoon even uitrusten op dit speciale plekje. Hier heeft hij me voor het eerst gekust.’
Een hele geruststelling, tegenwoordig lees ik te vaak over mensen waar iets ernstigs mee gebeurt, een aanval in het hart of de hersenen.
‘Wie gekust?’ vraag ik.
Daar waar de hedendaagse vrouw de tailleband van haar rok op de taille draagt, heeft zij de band van haar donkere rok tot net onder haar boezem vastgesnoerd en heeft ze haar hoofd bedekt met een witte muts. Kledij dat lijkt op die van de Brabantse vrouwen welke Vincent van Gogh vroeger schilderde. Het zal me niet verbazen als ze klompen draagt.
Maar lopen doet ze nu even niet, ze staat uit te rusten.
‘Gillis, mijn lieve Gillis. Ik mis ‘m nog iedere dag.’
De kat niest en kijkt omhoog. De tragiek van het ouder worden, steeds meer lieve mensen vallen om je heen weg en jij gaat door.
‘Zal ik ‘m even voor u optillen?’
Ze kroelt door zijn vacht en het zwaar ademende dier spint, zoals alleen katten kunnen waar je heel lief tegen bent.
‘Hij ruikt nog altijd hetzelfde,’ fluistert ze, terwijl ze haar neus in de vacht van de kat drukt, ‘Gillis, we zouden trouwen zodra hij de put klaar had. Maar de dag voor de put klaar was, is ie naar beneden gevallen en verdronken.’
De kat niest weer, de druppels spatten uiteen op het bruinzwarte van haar rok en ik neem de kat van haar over. De trilling van het spinnen is van het dier overgegaan in de oude vrouw terwijl ze aanstalten maakt om weer verder te gaan. De kat steekt de straat over naar de kapel aan de zijkant van de kerk. Hij sleept met zijn rechter achterpoot en niest nog eens voor hij langs de gietijzeren straatlantaarn loopt en verdwijnt in de donkere nis tussen het middenschip en de zijbeuk.

Ik hoor het geschuifel van haar houten klompen. Maar als ik me omdraai om ‘dag’ te zeggen, zie ik haar niet meer. Wat ik wel zie, is de ronde muur van de waterput waar ze tegenaan geleund stond. In de putmond is een gegraveerde plaquette gemetseld. Er staat te lezen dat de waterput in 1791 is aangelegd, een kleine honderd jaar voordat Vincent zijn schilderijen maakte.

Met het geluid van haar schuifelende houten schoeisel in mijn oren pak ik mijn gewoonte weer op. Ik heb mijn bijzondere ontmoeting vandaag al gehad en koester de momenten waarop alles zo gewoon is.

 

 

 

 

 

Vakantie, loslaten en genieten

Donkere lucht

Eindelijk vakantie. De dagelijkse beslommeringen achter me laten en gewoon genieten. ‘Laat alles maar even los en veel plezier in Italië,’ hoor ik mijn manager nog zeggen, toen ik de deur van kantoor dichttrok.

Vliegen naar een vakantiebestemming vind ik de meest relaxte manier van reizen, maar dit noodweer brengt een doodsangst in me naar boven. Het tot nu toe stabiel vliegende vliegtuig valt meters naar beneden, waardoor mijn maag ongeveer in mijn keel terecht komt. De man bij het raampje klemt zich vast aan zijn armleuningen en drukt zijn bovenlichaam zo hard mogelijk in zijn stoel. Buiten striemen de hagelstenen langs en tegen het veel te kleine raampje en het toestel weet niet meer of het naar boven of naar beneden wil. Het zweet staat in mijn handen, terwijl het jonge meisje dat tussen de man en mij inzit, rustig haar spelletje Brick and Ball’s speelt op haar mobieltje.

De zweetlucht van de medepassagiers is goed te ruiken en de ogen van de man bij raam zijn nu strak gesloten. Het meisje lacht naar haar beeldscherm, ze heeft vast weer een level gewonnen. Maar ik kan niet kijken naar die snel heen en weer vliegende balletjes, ze geven me teveel het gevoel wat de vliegmachine me nu ook geeft. Hoe kan het toch dat de ene mens in paniek raakt en de ander onverstoorbaar door kan gaan met waar het mee bezig is en deze angstige situatie kan loslaten?

Loslaten zou zo makkelijk moeten zijn, toch? Er zijn genoeg websites met handige tips. Voor mij werken die instructies blijkbaar niet. Laatst ben ik een weddenschap aangegaan met een vriendin en werd ik met mijn neus op de feiten gedrukt. Loslaten gaat voor mij nooit makkelijk worden. Zij leerde hoepelen en ik jongleren met drie ballen. Ze heeft gewonnen want een van mijn handen bleef hardnekkig een bal vasthouden.

Ik zie de knokkels van mijn handen wit worden en mijn vingers zich steeds dieper in de stof van de armleuningen dringen. Bang om dood te gaan, speelt ook mee. Ik weet dat het erbij hoort, sterven. Maar nu toch nog niet?

Mijn koptelefoon moet nu af. Ik wurm mijn vingers uit het schuim van de armleuning. Het gehoor blijft het langst werken als je doodgaat en stel dat ik net een absoluut fout liedje aan het luisteren ben, dan zit ik daar tot lang na mijn dood mee in mijn hoofd.
Het geluid van geroezemoes en gezoem van de airco is vervangen door doodse stilte.

Het vliegtuig heeft eindelijk besloten waar het heen wil, rukt zich los uit het noodweer en zet de landing in en ik voel me plotsklaps heel rustig worden. De man bij het raam opent een voor een zijn ogen en het gefluister verdringt de stilte. Het meisje zet haar mobieltje uit. Het bleekrode T-shirt is rond haar oksels verkleurd in bordeauxrood.
Zo snel als de angst voor de dood komt opzetten, zo snel verdwijnt ze ook weer.

‘Laat alles maar even los.’ Het is zo snel gezegd.
Zodra ik thuis ben, ga ik verder met leren jongleren.